Stan Meuwese in de laatste Bode
HPIM0378a


Schermafbeelding 2018-03-19 om 19.11.27



Schermafbeelding 2017-09-29 om 22.43.17Schermafbeelding 2017-09-29 om 22.43.30



Pasted Graphic
Pasted Graphic

Leven en werk van Ida Gerhardt
Het waren geen gemakkelijke tantes, de dichteres Ida Gerhardt (1905-1997) en haar vriendin Maria van der Zeyde (1906-1990). Eigenwijs, lastig (‘dwars tegen de keer’) en volhardend. Maar beiden hoog opgeleid en literair begaafd. Religieus ook, maar zeer kieskeurig wat betreft dominees. En milieubewust avant la lettre, verontrust over het verdwijnende Hollandse landschap.
Of hun relatie als lesbisch kan worden gekarakteriseerd, dat weet Mieke Koenen, de biograaf van Ida Gerhardt, niet. Platonisch?
Ida Gerhardt had een moeilijke jeugd met een gestoorde moeder (‘moeder en kind, vijanden en bondgenoten beide’) en een ambitieuze zus: depressie en frustratie liggen op de loer. En dan nog een studie klassieke talen, afgestudeerd in crisistijd, zelfs gepromoveerd en dan nog geen vaste aanstelling als lerares: een letterlijk armoedig bestaan.

Marie Koenen voert de lezer door het leven van Ida Gerhardt vooral aan de hand van haar gedichten. Wie, zoals ik haar werk nauwelijks kende, krijgt zo een prachtige introductie op haar werk. Gerhardt is een klassieke dichteres in de traditie van haar leraar Leopold, wars van de naoorlogse vernieuwingen. Het Hollandse landschap en de klassieke oudheid zijn haar hoofdmotieven. Daarin zoekt zij de elementen om de twijfel en de hoop van haar bestaan vorm te geven.
Gerhardt sluit haar baan als lerares klassieke talen af aan de school van christen-socialistische onderwijsvernieuwer Kees Boeke de Werkplaats Kindergemeenschap in Bilthoven. Het christelijke in het leven en het werk van Ida Gerhardt is goed te herkennen (zo maakte zij samen Marie van der Zeyde een nieuwe psalmenvertaling), maar het socialistische aan haar persoon is niet te herkennen.
De zorg voor haar gedichten strekte zich uit tot over de drempel van de uitgeverijen, kritisch tot op het lettertype van de omslag. Haar dichterschap was een lange strijd om erkenning, maar uiteindelijk behoorlijk succesvol.
De hele twintigste eeuw trekt als een decor voorbij: de armoede van de crisisjaren, de achterdocht en het verraad van de oorlogsjaren, de vernieuwingen van de jaren zestig en zeventig.
Het sobere en moeizame leven en de trefzekere en klassieke poëzie van Ida Gerhardt zijn door Marie Koenen met grote kennis en diep inzicht toegankelijk verwoord.
In de Literaire Salon van een paar maanden zei Marie Koenen dat Ida Gerhardt een biografie zeker overbodig had gevonden. Gelukkig dat die opvatting niet gevolgd is.


Pim Muller, de uitvinder van de Nederlandse sport

Sportpionier is het gebruikelijke etiket dat op Pim Mulier krijgt opgeplakt. Dat is niet onjuist, maar Mulier was meer dan dat, journalist, tekenaar-illustrator, glascollectionneur.
Pim Mulier werd in 1865 geboren in Friesland uit een aristocratisch en bemiddeld milieu. Op een kostschool pikte hij de Engelse sport voetbal op. Hij was oprichter en voorzitter van de Haarlemse Football Club èn tegelijk +midvoor het eerste en enige elftal. Een herensport en zo zouden ze het graag willen houden: niet langs het veld staan te kijken, maar op het veld met fair play.
In 1890 schaatste Mulier met een paar heren langs elf Friese steden en in 1909 was hij betrokken bij de eerste echte tocht. Maar inmiddels had Mulier de internationale schaatsunie opgericht. En ook de Nederlands Voetbal en Athleliek Unie, later de KNVB.
Een actief sporter, een bestuurlijk pionier op sportgebied, die echter steeds weer snel zo´n nieuw bestuur verliet.
Hij was ook journalist, schreef gemakkelijk en losjes. Mulier was vijf jaar in Medan op Sumatra hoofdredacteur van de Deli Courant. Hij verliet de tropen weer na een conflict met de planters over de behandeling van de koeli´s op de tabaksplantages.
Want zo zat Mulier in elkaar: aristocratisch, maar voor volksverheffing door sport, conservatief, maar voor vrouwenrechten, ondemocratisch, maar geen fascist, kinderloos, maar familieziek, rijk, maar genereus door de schenking van zijn glasverzameling aan het Haags Gemeentemuseum, van een kwart eeuw. Een vat vol tegenstrijdigheden.
Al op een betrekkelijk jonge leeftijd werd hij van de sportpionier een sportlegende. En dat liet hij zich graag aanleunen. Hij had een grote historische belangstelling, maar met zijn geschiedenis nam hij niet zo nauw. Met toevoegingen en weglatingen creëerde hij zijn eigen plaats in de sportgeschiedenis. In 1954 overleed Pim Mulier op 89-jarige leeftijd.

Daniël Rewijk schreef een leesbare biografie met als titel ‘Captain van Jong Holland’ in de vorm van een dissertatie. Toch kan hij niet verhullen, dat Mulier - behalve in zijn jonge jeugd misschien - niet zo’n boeiende persoonlijkheid was. Dat zie je vaker: topsporters sluiten hun leven af heel vroeg af.


Gerbrandy: eigen meester, niemands knecht
Klein van gestalte, een snor als een walrus en een hoog stemgeluid, zie hier een paar uiterlijke kenmerken van de man die de Nederlandse premier in oorlogstijd was. Pieter Sjoerds Gerbrandy (1885-1961) was in 1939 justitieminister geworden in het kabinet-De Geer. Daarvoor was hij advocaat en hoogleraar rechten aan de VU. Hij had ook het lucratieve bijbaantje van voorzitter van de Radioraad; dat behield hij ook tijdens zijn ministerschap.


Gerbrandy stak met alle ministers in mei 1940 de Noordzee over. In London volgde hij door interventies van koningin Wilhelmina in september 1940 de defaitistische De Geer als minister-president op.
Gerbrandy was een Fries in hart en nieren, driftig én onverschrokken, door en door christelijk. Allemaal ingrediënten voor de leider van een natie in verdrukking. Gerbrandy wist van geen wijken tegenover de Duitse bezetter en dwong – op den duur – ook respect bij oorlogsleider Churchill, ooktoen Nederland door het verlies van Indië aan de japanners eigenlijk niets meer te bieden, maar alles te vragen had.
Hij streed een complexe strijd met en tegen de koningin. Het meest ingewikkelde conflict ging over de toekomst van Nederland. Dat zou allemaal anders moeten: vernieuwing was het toverwoord. Maar in die vernieuwing zaten ook allerlei antidemocratische trekjes, vooral als reactie op de moeizame coalitiepolitiek van jaren dertig. Wilhelmina zag haar schoonzoon Bernhard graag bekleed met hoge militaire functies, maar daar kon Gerbrandy, daarin gesteund door de Amerikaanse opperbevelhebber Eisenhower, een stokje voor steken.
De oiorlogsjaren waren zijn hoogtepunt, hoe zwaar het ook geweest mag zijn. Na de oorlog zette Gerbrandy zich volledig in voor het handhaven van de rijkseenheid, wat betekende dat Indië bij het koninkrijk moest blijven en dat er geen zaken gedaan konden worden met de collaborateur Soekarno. Dat was een achterhoedegevecht dat hij niet kon winnen.
Cees Vasseur, de biograaf van Wilhelmina, had eigenlijk geen moeite met de biografie van deze rechtlijnige, eigenwijze en uitgesproken figuur. Gerbrandy, het tegengestelde van een grijze muis, is een ideaal object voor een biograaf. Het boek laat zich als het ware vanzelf schrijven. Zo leest het in ieder geval.


Cees Vasseur, Eigen meester, niemands knecht, het leven van Pieter Sjoerds Gerbrandy, minister-president van Nederland in de Tweede Wereldoorlog

Gouverneur Mook

H
ad Huib van Mook geen drie minnaressen gehad, was het dan anders gelopen met de onafhankelijkheid van Indonesië? Natuurlijk was ‘ons Indië’ een eigen zelfstandige staat geworden, maar de manier waarop van die politieke en ook militaire strijd had langs andere banen kunnen verlopen. Het antwoord op deze suggestieve vraag staat niet in de uitstekende biografie van Tom van Berge over Van Mook, maar de vraag is een opdracht, die een lezer zichzelf kan geven.
Er was een enorme kloof tussen Den Haag en Batavia, tussen het rooms-rode kabinet en het Indisch gouvernement, tussen Drees-Beel en Van Mook. Tussen hen stond de oorlog, de hongerwinter, de holocaust. De naoorlogse Nederlandse regering was wellicht de slechtst denkbare partner in het losmakingsproces van Indonesië.

Van Mook, zoon van een onderwijsman met een Indische loopbaan, beschouwde zich als zoon van dat land. Hij was geen indo, maar een europeaan, maar wel een europeaan zonder Europa. Daarin zat de tragiek van zijn gespleten bestaan. Geen begrip bij de politici in Den Haag en geen begrip bij de Indonesische voormannen van de onafhankelijk-heidsbeweging en wellicht bij de laatsten nog meer dan bij de eersten.
Huib van Mook werd in 1894 geboren in Semarang op Java uit een gemengd katholiek-hervormd echtpaar.
Na een studie indologie aan de Leidse universiteit werd hij bestuursambtenaar. Huib van Mook werd actief lid van de vrijmetselarij, een gebruikelijke stap in Indië. Hij raakte betrokken bij de progressieve beweging De Stuw en vertegenwoordigde deze stroming in de Volksraad, een soort parlement met een adviserende functie. Als directeur economische zaken leidde Van Mook de Indische delegatie in de succesvolle onderhandelingen met Japan, dat voor zijn economische expansie grondstoffen uit Indië wilde hebben.
Vlak voor de capitulatie bij de Japanse invasie in het voorjaar van 1942 werd Van Mook naar Australië gezonden om van daaruit de belangen van Indië te behartigen. Hij werd in november 1941 formeel minister van koloniën in het Londense kabinet-Gerbrandy. Na de oorlog keerde hij naar Indië terug als luitenant-gouverneur-generaal (maar er was geen gouverneur-generaal meer), waar hij geconfronteerd werd met de Republiek Indonesië, die Soekarno en Hatta hadden uitgeroepen. Hij voerde onderhandelingen met de republiek en moest vreselijk schipperen tussen Djokjakarta en Den Haag. Van Mook was voorstander van federalistische structuur van Indonesië plus een soort gemenebest-verhouding tussen Nederland en Indonesië. Hij achtte in 1947 een militair optreden tegen de republiek onvermijdelijk. In november 1948 werd hij als hoogste man in Indië vervangen door Beel, een stijve katholiek zonder enige betrokkenheid met het eilandenrijk.

Bij alle overtuiging die hij had over de toekomst van Indië, was hij onzeker en kwetsbaar in zijn privéleven. De spanningen van het enerverende bestaan vonden een uitweg in zijn directe werkomgeving. Tot drie keer toe kreeg hij een verhouding met zijn secretaresse. En al die tijd bleef hij getrouwd met mevrouw van Mook. Het kan niet anders dat zijn amoureuze relaties op weinig begrip bij de brave burgers uit Den Haag konden rekenen; het heeft zijn politieke positie niet versterkt. Na zijn ontslag als luitentant-gouverneur-generaal in 1948 werd Van Mook een ambteloos burger, die zich zelf opnieuw moest uitvinden. Dat was niet eenvoudig. Het werd een bestaan van gasthoogleraar en van VN-ambtenaar op het hoofdkwartier in New York. Hij keerde niet terug naar Nederland, maar bracht de laatste jaren van zijn leven door in de Franse Provence.

Van Mook was wellicht de juiste man op de juiste plaats, maar niet op het juiste moment. In een onafhankelijk Indonesië werd hem geen plaats gegund, niet door de Indonesiërs, maar ook niet door de Haagse politici. Een overdracht van de soevereiniteit op de wijze van India was in Nederlandse verhoudingen onmogelijk.

Tom van den Berge,
H.J. van Mook 1894-1965, Een vrij en gelukkig Indonesië, Uitgeverij Thoth, ISBN 978-90-6868-6260-5

Gerard Heineken
De geur van gistend bier van de brouwerij aan de Stadhouderskade is jarenlang de boekhandel aan de Weteringschans binnengedreven. Nu zijn het toeristen die na de Heineken Experience de boekhandelaar lastig vallen met het vragen van de bekende weg naar het Rijksmuseum.
Er wordt geen bier meer gebrouwen bij de overburen. De industriële trots van Amsterdam is vertrokken, net als de Ford-autofabriek, de Stuyvesant-sigarettenfabriek en de NDSM-werf.
De biografie die
Annejet van der Zijl schreef over Gerard Heineken (1841-1893), grondlegger en naamgever van de bekende brouwerij, gaat meer over de innovatieve industrialisatie van Amsterdam uit het laatste kwart van de negentiende eeuw dan over het leven van een actieve ondernemer. Een biograaf moet het hebben van een leven van frustratie, drama én succes van de hoofdpersoon. Gerard Heineken is niet zo gekweld als Annie M.G. Schmidt of zo schurkachtig als Prins Bernhard, de karakters uit de haar eerdere biografieën. Een ondernemer met durf, een stadgenoot met culturele interesse en een brave familieman maakt nog geen boeiende persoonlijkheid en de drager van een interessant levensverhaal. Gerard Heineken mag dan de indruk hebben willen wekken, dat hij die brave hardwerkende familieman was, zijn vrouw Mary Tindal was dat niet. Hun zoon Henry Heineken, een man met meer culturele dan commerciële belangstelling, bleek niet de biologische zoon van zijn wettelijke vader te zijn, maar van de dandy Julius Petersen. Na de plotselinge dood van Gerard Heineken op 51-jarige leeftijd trouwde de weduwe met de vader van haar zoon. De familie Tindal vormde wel een boeiend decor voor de familie Heineken: Henri Tindal was een branieschopper, de oprichter van De Telegraaf en een promotor van het gebruik van ozon voor waterzuivering. Willy Tindal trouwde met een Duitse charlatan met linkse sympathieën, die nog in het blaadje Recht voor Allen van Ferdinand Domela Nieuwenhuis heeft gepubliceerd.
Annejet van der Zijl kan mooi vertellend schrijven. Het boekje over Gerard Heineken, in alle vrijheid geschreven in opdracht van de Stichting Heineken Collection, is hopelijk een tussendoortje in het echte werk van een van onze beste non-fictionschrijvers.



Mijn top 5
Vijf jaar en slechts vijf boeken. Als biografie-correspondent van de Schimmelpenninkbode beweeg ik mij in het domein van de niet verzonnen literatuur. Op zoek naar de grenzen van dit gebied noem ik voor dit 5-jaren-overzicht graag boeken waarvan de boekhandelaar niet weet in welke kast hij ze moet plaatsen. HhhH van Laurent Binet is geen gewone biografie van Reinhard Heydrich, maar een speurtocht van de auteur naar de confrontatie tussen een edelgermaan en zijn executeurs in 1942 in Praag. Ook De vergelding van Jan Brokken is meer een verslag van de zoektocht van de schrijver dan een beschrijving van een verzetsdaad in Rhoon in 1944. De biografie van dit lustrum is de levens-beschrijving van Aleid Truijens over de schrijver F.B. Holtz, de tekenaar met slechte ogen, de trom-bonist met slechte longen en de schrijver van een trefzekere pen op het niveau van Nescio. Lees ook over Theun de Vries, de schrijver, de communist en de historicus, die moeite had deze drie kwaliteiten uit elkaar te houden: zijn leven was een revolte volgens Jos Perry. En tenslotte volg Emo’s reis, de abt op weg naar Rome in 1212, en doe zijn tocht als moderne toerist na in 2014.

De wegbereider van de grondwet en de koning van Nederland, Gijsbert Karel van Hogendorp (1762-1834
In 1813 kreeg Nederland tegelijk een koning en een grondwet. De 200e verjaardag daarvan wordt eind november ongetwijfeld uitbundig gevoerd. De grondlegger van de constitutionele monarchie is Gijsbert Karel van Hogendorp. Hij was een eigenwijze, koppige en arrogante regent, maar met principes en overtuigingen.
Zijn grootvader, de Friese schrijver Onno Zwier van Haren werd openlijk beschuldigd van incest en wel door zijn schoonzoon, de vader van Gijsbert Karel. Schande. De vader van Gijsbert Karel ging failliet en vertrok naar de Oost om een nieuw fortuin te vergaren. Schande. Met zijn broer Dirk werd hij op 10-jarige leeftijd naar een Pruisische Cadettenschool gezonden, waar hij een homosexuele relatie met een leraar had. Schande.
Is de verzengende eerzucht van Gijsbert Karel een reactie op al die schandalen? Ja. Maar ook nee, want zijn ambitie werd begrensd door zijn beginselen: orangist tijdens de Franse tijd, aanhanger van het magnetisme tegen de dominante geneeskunde in, pleitbezorger van de afschaffing van de slavernij, bestuurder van arbeidskolonies als aanpak van armoede.

Willem I zou Van Hogendorp dankbaar moeten zijn als wegbereider. Maar Willem I, zoon van de weggestuurde stadhouder en achttien jaar lang balling, was net zo eigenwijs, koppig en arrogant. Gijsbert Karel, achttien jaar ambteloos burger, heeft het onderspit gedolven in de botsing met zijn karakterologische evenbeeld. Dankbaarheid is geen eigenschap van de Oranjes. Gekweld door jicht en gefnuikt in zijn ambitie trok Gijsbert Karel zich terug uit het openbare leven.

Diederick Slijkerman beschreef een biografie over Gijsbert Karel onder de niet geheel begrijpelijke titel ‘Wonderjaren’. Vlot geschreven. Niet al te diepgravend. Wel verhelderend.

Gijsbert Karel had een oudere broer Dirk. Dirk was als avonturier het tegenovergestelde van de ambtelijke Gijksbert Karel. Dirk diende zonder scrupules als militair en koopman onder de VOC, als gezant in Rusland tijdens de Bataafse Republiek, als minister onder koning Lodewijk Napoleon, als generaal onder Napoleon. Hij stierf als planter In Brazilië. Edwin van Meerkerk schreef een boek over de broers van Hogendorp, dat nu alleen aangekondigd kan worden; het verschijnt tegelijk met deze Schimmel-penninkbode.

Eind november verschijnen de biografieën van koning Willem I (megalomaan en koppig?), koning Willem II (naïef en spilziek?) en koning Willem III (losbandig en grof?), geschreven door drie verschillende auteurs. Samen 2000 bladzijden voor honderd euro (min een eurodubbeltje)(ook afzonderlijk verkrijgbaar). Nu reeds reserveren voor Sinterklaas en kerst. Voor een recensie zie het vijftigste nummer van deze Bode.

Kees Boeke, eigenwijs en radicaal
Eigenwijs was hij zeker, de radicale onderwijsvernieuwer Kees Boeke (1884-1966). En begiftigd met veel talenten, intellectueel en artistiek. Boeke werd opgeleid tot ingenieur in Delft. Op een reis door Engeland kwam de radicale doopgezinde student in contact met de actieve Quaker Betty Cadhurst, telg uit een gefortuneerde chocoladefabrikantenfamilie. Radicale opvattingen en toch geen financiële zorgen, een paar combinaties voor een actief zendelingenbestaan.
Kees en Betty gingen in 1912 als quakers aan het werk in Syrië. In januari 1915 keerde het echtpaar terug naar Engeland: hun pacifistische opvattingen stonden haaks op de geest van de Eerste Wereldoorlog. De getuigenissen van Kees Boeke voor de vrede leidden in april 1918 tot deportatie van Engeland naar Nederland. Hij en zijn vrouw kochten een groot villa Het Boschhuis in Bilthoven, dat contactcentrum werd voor allerlei stromingen van christen-socialistische oorsprong. Vanuit dit huis werd in 1921 de pacifistische organisatie PACO (vrede in het Esperanto) opgericht, die korte tijd later in Londen wordt voortgezet als War Resisters International (en nog steeds bestaat).
Kees Boeke en Betty Cadhurst werden steeds radicaler: ze wilden geen belasting meer betalen, zij droegen hun aandeel in de Engelse chocoladefabrieken over aan de arbeiders, zij namen vanuit hun villa intrek een paar tenten in de tuin. Kees kwam een aantal keren in de gevangenis vanwege conflicten over belastingaangifte.
In 1927 richtte Kees Boeke zijn eigen school op: een werkplaats met de leerlingen als werkers en de docenten als medewerkers. De school bestaat nog steeds als de Werkplaats Kindergemeenschap aan de Kees Boekelaan in Bilthoven. De leerlingen moesten ook veel huishoudelijk werk doen, er was veel ruimte voor muziek en dans, eigen verantwoordelijkheid stond voorop. Van 1945 tot 1951 zaten de prinsesjes op de school; zij schijnen zich er niet thuis gevoeld te hebben.
Het vertrek van de koninklijke familie luidde het vertrek van oprichter Kees Boeke in. In 1954 nam hij op 70-jarige leeftijd afscheid. Kees vertrok naar Libanon waar hij op een vluchtelingenschool werkte. In 1957 publiceerde hij nog een boek Cosmic View, waarin in sprongen van 10 de microkosmos overging in de macrokosmos. Kees Boeke leefde tot zijn dood in 1966 in een eenvoudig rijtjeshuis in Abcoude.

Daniela Hooghiemstra, koningshuis-specialist en oud-leerling van De Werkplaats, schreef als dissertatie een boeiende en leesbare biografie van een onmogelijk man.


Daniela Hooghiemstra, De Geest in dit huis is liefderijk, Het leven en De Werkplaats van Kees Boeke (1884-1966), De Arbeiderspers (reeks Open Domein 48).