Peter Blok in de laatste Bode
Elinor Ostrom
Is economie typisch iets voor jongens? Als je alleen al kijkt naar de studenten economie van de Nederlandse universiteiten blijkt 2/3 daarvan te bestaan uit jongens. En ook alle Nobelprijswinnaars voor de economie zijn mannen. Dat wil zeggen, op een na. In 2009 werd de Nobelprijs voor het eerst, en tot nu toe de enige keer, uitgereikt aan een vrouw: Elinor Ostrom en het is vast geen toeval dat zij geen econome was maar politicologe.
Haar belangrijkste werk is Governing the Commons. Tot het midden van de vorige eeuw gingen klassieke economen er van uit dat de mens een rationeel handelend wezen is, dat uitsluitend uit is op zijn eigen, korte termijn belang. De homo economicus. Ostrom nu laat ons zien dat, onder bepaalde omstandigheden, mensen heel goed in staat en bereid zijn om met elkaar samen te werken, met name als er sprake is van gezamenlijke bronnen. Zij onderzocht, gedurende lange tijd en over de gehele wereld op welke wijze groepen mensen, op lokaal niveau, bepaalde bronnen zoals visgebieden, bossen en landbouw gronden beheren. En zij ontdekte dat dat vaak heel goed gaat, onder bepaalde omstandigheden. Zo moet er sprake zijn van duidelijk begrensde bronnen, betrokkenen moeten met elkaar kunnen communiceren, zij moeten elkaars reputatie kennen, ze moeten zich kunnen terugtrekken en er moet een goede conflictregeling en een goed stelsel van straffen zijn. Belangrijk hierbij is dat er sprake is van onderling vertrouwen. Het zal geen toeval zijn dat juist het onderwerp samenwerken is onderzocht door een vrouw.
De Nederlandse komiek Maxime Hartman mag dan grappen maken over onze verwijfde samenleving, deze geleerde dame laat ons wel zien dat mensen lang niet altijd uit zijn op hun eigen belang maar best bereid en in staat zijn tot samenwerken. Ons huidige economische model, wordt gedreven door presteren, macht en competitie. Dit zijn waarden die meer worden omarmd door mannen dan de meer vrouwelijke waarden als samenwerken, empathie en geduld. De bankencrisis en de buitensporig hoge beloningen die geen enkele relatie meer lijken te hebben met de realiteit, zijn, op zijn zachts gezegd, tekenen van een erosie van dit waardensysteem.
Het zou, aan de andere kant, getuigen van een enorme naïviteit om te denken dat onze economie ooit kan worden hervormd als we maar meer vrouwelijke economen zouden opleiden. De tijd van het maakbaarheidsdenken is nu eenmaal voorbij. Maar toch zou het misschien geen slecht idee zijn als, bijvoorbeeld, minister Bussemaker (of de minister van Economische Zaken) de Elinor Ostromprijs zou instellen, bedoeld voor onderzoekers die voorbeelden in kaart brengen van succesvolle, lokale economieën die zijn gebaseerd op samenwerken, delen en onderling vertrouwen: de homo coöoperativus.
Bukowski
Op 8 maart 2014 was ik, uitgerekend op nationale vrouwendag, bij een bijeenkomst in Pakhuis de Zwijger, die was gewijd aan Charles Bukowski. De aanleiding was de (her-)uitgave van de vertalingen van vier romans en een verhalenbundel door uitgeverij Lebowski. Nu ben ik al jaren een trouwe fan van het werk van deze uit LA afkomstige (oorspronkelijk Duitse) schrijver dat zich het best laat omschrijven als rauw, direct en vrouwonvriendelijk. Een soort literaire porno.
Wat me nog het meest verbaasde was de populariteit van deze bruut van wie op Youtube een filmpje valt te zien waarop hij zijn vriendin in elkaar trimt omdat hij denkt dat ze vreemdgaat. Om me heen zaten vele lieftallige jonge dames aan-dachtig te luisteren en te kijken naar de vele film-fragmenten met Bukowski. Ik vermoed dat ze zich dood zouden schrikken als iemand ze de sexuele verlangens in hun oor zou fluisteren van Henri Chinaski, de hoofdfiguur in Bukowski's romans, laat staan dat ze zijn werk gelezen hebben of gaan lezen. Ik begrijp ook wel dat dit de verzamelde vriendinnenschaar was van de vele schrijvers en dichters die optraden en waarschijnlijk bestond uit literaire groupies, studenten kunstgeschiedenis en studievrienden en vriendinnen (naast de buurmeis-jes en zusjes) maar het zette me wel aan het denken.
Ik kreeg een associatie met een tentamen dat ik tijdens mijn studie in de Culturele Antropologie moest afleggen over Indonesië: het tentamen Wertheim. De docent vroeg of ik de Max Havelaar had ge-lezen en ik antwoordde, naar waarheid, dat we daar bij de Nederlandse les op de middel-bare school inderdaad wel eens over hadden gesproken. Ik werd naar huis gestuurd met een 5 maar mijn studievriend Paul, met wie ik op dezelfde middelbare school had gezeten en dezelfde vraag kreeg voorgelegd, antwoordde met veel aplomb: "O, de Havelaar, ja natuurlijk, die heb ik verslonden. Mooiste boek dat ik ooit in mijn handen heb gehad." Hij mocht weg met een 8.
Als ik wel eens een willekeurig boek pak uit de boekenkast van vrienden of bekenden, valt mij vaak op hoe weinig de verzamelde boeken gelezen zijn. Maar nu begrijp ik het geheel: boeken zijn niet om te lezen maar om over te praten. Om te laten zien dat je er bij hoort.
Het initiatief om de vertalingen opnieuw uit te brengen verdient hulde. Om iets van het leven, en dan vooral de rauwe kant ervan, te kunnen begrijpen, is het lezen van Bukowski onontbeerlijk. Zo is Postoffice een van de overtuigendste romans die ooit is geschreven over het leven op de werkvloer. Heel herkenbaar voor wie ooit op een postkantoor heeft gewerkt. Wellicht dat deze vertalingen sommige lezers op het idee brengt om zich te wagen aan zijn omvangrijke poëzie-oeuvre hoewel ze dan, vooralsnog, terecht komen bij de oorspronkelijke Amerikaanse uitgaves. Een deel hiervan valt te bewonderen op Youtube; onnavolgbaar voorgedragen door de dichter zelf, bier- of wijndrinkend met zijn typerende, nasale en enigszins slepende stem. Misschien is het, nu ik er nog eens over nadenk, wel de hypnotiserende werking van die stem die er de oorzaak van is dat hij met zoveel dames het bed deelde en de aandacht wist te trekken van de vrouwelijke bezoekers in Pakhuis de Zwijger.
Mijn top 5
De vijf boek die de afgelopen vijf jaar een antwoord gaven op de meest prangende vragen des levens waren
De menselijk Conditie van Hanah Arendt waarin zij glashelder uiteenzet waarom de mens er met zichzelf vandoor ging met de uitvinding van de Homo Faber.
De Zwarte Zwaan van Taleb die laat zien dat de geschiedenis niet lineair verloopt van A naar B maar veeleer meandert van nergens naar niets waarbij irrationaliteit een grotere rol speelt dan we vaak denken hetgeen ook door Kahneman in Ons Feilbare Denken overtuigend wordt aangetoond maar dan ten aanzien van het individuele handelen dat overigens grotendeels is gebaseerd op simplificaties van de werkelijkheid, door Vaihinger geduid als de Filosofie van het Alsof maar dat er desondanks ook nog wel sprake is van enige regelmaat en orde in al deze chaos en verwarring laat Diamond zien in Zwaarden, Paarden en Ziektekiemen waarin duidelijk wordt gemaakt dat samenlevingen in de loop der tijd worden gevormd op basis van de geografische omstandigheden.
De vernieuwers, Anton Blok
Human resource managers, coaches, sommige docenten en Joop van der Ende proberen ons wijs te maken dat iedereen beschikt over talent, zolang je maar je 'passie volgt'. Het nieuwste boek van de cultureel antropoloog Anton Blok (geen familie overigens) laat zien dat de wereld geheel anders in elkaar steekt, dat wil zeggen, als je talent definieert als radicaal vernieuwend in de wetenschap of de kunst. Vernieuwers zijn zelden genieën maar harde werkers, zoals Vincent van Gogh hetgeen wordt bevestigd door de tentoonstelling in het van Goghmuseum: 'Van Gogh aan het werk'.
Tegenslag (ziekte, de dood van ouders, armoede) en buitensluiting (afkomstig zijn uit de provincie, leden van minderheids-groepen) blijken de belangrijkste noodza-kelijke voorwaarden voor radicale ver-nieuwers, vaak in combinatie met elkaar.
Veel radicale vernieuwers zijn bovendien of klein van stuk, lelijk of beide. Dit draagt er toe bij dat zij worden gestigmatiseerd.
De reactie is dat mensen zich terug trekken of aansluiting zoeken bij mensen 'voor wie niet het stigma telt maar andere kenmerken belangrijk zijn'.
Noodzakelijke voorwaarden dus, maar niet voldoende. Dat is afhankelijk van de windows of opportunity die langs komen en waar de vernieuwer gebruik van maakt. Daarnaast is het nog van belang dat er iemand aanwezig is die optreedt als mentor, vergelijkbaar met de meester uit de tijd van de gilden.
Blok deed deze ontdekking door tientallen biografieën te lezen maar vooral door deze met elkaar te vergelijken. Een methode die zelden wordt toegepast. Wie dit wel deed was Frank Sulloway die in Born to Rebel beweert dat de volgorde in het gezin bepalend is voor succes in de wetenschap of kunst, in het bijzonder de laatst geborenen zouden hiertoe zijn voorbestemd. Blok laat overtuigend zien dat dit niet klopt. Omdat er teveel uitzonderingen zijn die Sulloway zijn ontgaan.
Vernieuwers zijn dus buitenstaanders, een positie die nodig is om het meest voor de hand liggende te ontdekken. Hij citeert zijn collega Ruth Benedict die heeft gezegd: "Het laatste wat een intelligente vis zou noemen is het water waarin hij zwemt".
Blok, die 10 jaar heeft gewerkt aan het boek, zal er wellicht toe bijdragen om de imagoschade enigszins te verkleinen die de antropologie heeft opgelopen met de geconstateerde fraude van de antropoloog Mart Bax die maar liefst 64 publicaties heeft verzonnen. Blok beschouwt zijn gedachten als een theorie; dat is wat veel gezegd. Zo blijft onduidelijk wat de definitie is van een radicale vernieuwer maar interessant is het zeker.
Denkend aan de toekomst doemt een beeld op van een nieuwe, meerjarige Joop van der Ende productie, gepresenteerd door Twan Huis. Ik zie eindeloze rijen ouders die de grachtengordel verruilen voor het oneindige laagland nabij Assen of Almelo; zich van het leven beroven als hun kind nog in de wieg ligt en elke maand komt er een Window of opportunity langs, gesponsord door Bill Gates, die tevens optreedt als mental coach. Na tien jaar komt eindelijk de ontknoping, nadat onze kleine Jantje 80 uur per week heeft gewerkt, en zie, de nieuwe Johan Sebastiaan Bach is geboren!
De Israel Lobby en de vraag wie er belang bij hebben het conflict in stand te houden
Sommige boeken staan jarenlang geduldig te wachten in de boekenkast zonder dat ze zelf enige blaam treffen of tot de categorie muurbloempjes moeten worden gerekend. Eindelijk was het dan tijd voor The Israel Lobby, ooit jaren geleden aangeschaft. Aanleiding om het eindelijk te gaan lezen was de informele erkenning van de Staat Palestina eind vorig jaar door de overgrote meerderheid van de leden van de VN die door Israel werd beantwoord met de uitbreiding van de illegale nederzettingen hetgeen zelfs door Ronny Naftaniel, de directeur van het CIDI, werd veroordeeld.
Het boek is de uitgebreide versie van een artikel dat in 2002 werd geschreven naar aanleiding van de golf van anti-Amerikanisme na 9-11. De kern van het boek is dat er sprake is van een sterke en zeer effectieve lobbybeweging in de VS van aanhangers van Israel die de Midden-Oosten politiek van de VS tracht te beïnvloeden, inclusief de oorlog tegen Iraq. De vraag is of er iets mis is met deze lobby. Op zich niet: er bestaan wereldwijd allerhande lobby's variërend van wapenfabrikanten, de tabakslobby, antirokers, de luchtvaart en het hoger onderwijs. Zo lang er sprake is van transparantie en de democratie wordt gerespecteerd, lijkt daar niet al te veel mis mee behalve dan dat de gevolgen van deze Israel-lobby wel zeer ingrijpend zijn.
Het interessante van het boek van Mearsheimer en Walt is dat het onderwerp is geworden van een heftige discussie waarvan op Wikipedia een zeer genuanceerde samenvatting valt te vinden. De schrijvers worden ervan beschuldigd anti-semitisch te zijn, wetenschappelijk onzorgvuldig (o.a. omdat ze gebruik maken van dagbladberichten) en ze zouden geen aandacht besteden aan vergelijkbare lobby's bijvoorbeeld van de Saoudi's.
De argumentatie doet denken aan het jongetje dat zich voor de rechter moet verantwoorden voor de diefstal van een autootje van zijn vriendje: edelachtbare: ik heb het niet gestolen, bovendien was het van mij en heb ik het al lang weer terug gegeven. Er staan ongetwijfeld fouten in het boek van de 2 hoogleraren van de Universiteit van Chicago en Harvard. Ik ben niet in staat om het gehele notenapparaat van ruim 100 pagina’s te controleren. Dat het bestaan van een Israel-lobby anti-semitisme in de kaart kan spelen is niet uitgesloten en hoe verwerpelijk anti-semitisme ook is, lijkt dit geen reden om de feiten niet weer te geven. De London Review of Books organiseerde in 2006 een debat over het boek met Mearsheimer en andere geleerden dat is terug te lezen op Internet http://www.scribemedia.org/2006/10/11/israel-lobby/ en daar blijkt nergens uit dat Mearsheimer anti-semitisch is.
Maar feiten en Israel gaan niet goed samen. Onlangs liet ik me verleiden tot een discussie met een aanhanger van Israel maar deze ontaarde al snel in een emotioneel debat. De Israël lobby werd door mijn gesprekspartner glashard ontkend maar ook het feit dat Israel sinds 1948 niets anders doet dan zijn grenzen gestaag illegaal uitbreiden, zoals onlangs in een aantal glasheldere kaartjes in NRC Handelsblad werd aangegeven, werd weggewoven met verwijzingen naar de grenzen van Irak, de problematiek van de Koerden en de toestand rond 1900.
Wat me altijd het meest verbijstert in het debat rondom Israel, is, dat zelfs als we de vraag wie 'de schuld' heeft in het midden laten, het gevoerde beleid zo vreselijk weinig oplevert: het land voert al ruim 60 jaar oorlog waarbij duizenden doden en andere slachtoffers zijn gevallen. De kosten zijn gigantisch (neem alleen al de verspilling van menskracht vanwege de lange dienstplicht) terwijl de steun van de buitenwereld steeds minder wordt. De vraag is wie er belang bij hebben om dit conflict in stand te houden. Naar het schijnt heeft het boek er mede toe geleid dat het onderwerp Israel-lobby op zijn minst bespreekbaar is geworden in de VS. Goed dat er boeken zijn.
The Israel Lobby and US Foreign Policy, John J.Mearsheimer en Stephen M.Walt.
Farrar, Strauss and Giroux. NY, 2007