Frans Woolthuis in de laatste Bode

CIMG0754
Dit jaar bevond ik me eind augustus eens niet in een vakantieland en de Uitmarkt was om de hoek. Het was bovendien mooi weer, dus wat lette me. Ik was bepaald niet de enige. Ik besloot me eerst eens te oriënteren op mijn parcours. Met de plattegrond op tafel dronk ik een biertje op het eerste de beste terras. Het zonnetje scheen, het bier was goed, dus ik nam er nog één. Het was eind van de middag en de maag knorde.
Gelukkig was er een hammenbar een paar meter verder, waar ik me tegoed kon doen aan Serrano en Parmaham. Een goed glas wijn erbij maakte het compleet. Picknickende vrienden maakten mij attent op de sushitent en ik moet zeggen: de sushi was goed vers en lekker klaargemaakt. Ik besloot maar meteen mijn avondeten ter plekke te gebruiken en zat aan in de tapasbar, het pastapaleis en het oesterbuffet. Wel hinderlijk was de muziek die van alle kanten aan kwam waaien en de dwaas verklede mensen die mij allerlei folders over nota bene toneelvoorstellingen wilden overhandigen. Bij de stand van de Limburgse VVV bestelde ik een culinair weekend. Kortom een welbestede middag: ik zou er vaker uit moeten.
Thuis stortte ik mij op mijn inmarkt en bedacht ik mij dat ik ook uw inmarkt, waarde lezer, substantieel kon vergroten: Wilt u de komende jaren blijvend met een boekje in een hoekje, begin dan met de hertaalde Simenons die nu op de markt verschijnen. Het gaat in series van vier: de eerste serieéén verkapte Maigret (namelijk zonder Maigret in de titel), één Maigret en twee psychologische romans. Twee van de boeken spelen zich af op vertrouwd gebied, namelijk Luik waar hij vandaan komt en Holland waar hij vaak met zijn boot was. Ben je in een luchtige sfeer, lees dan een luchtig Maigretje. Heb je zin in serieuzere kost, neem dan een psychologische roman. De ene roman (beginnend in het oververhitte kantoor van Maigret, terwijl aan de Quai des Orfèvres de regen tegen de ramen slaat) lees je binnen in de winter, terwijl de volgende (waar Maigret met opgerolde mouwen biertjes en sandwiches bestelt op de Place Dauphine) in een strandstoel met een strooien hoed op en een glas witte wijn dichtbij. Er is een Simenon voor elk humeur.
Wil je van de drank af, begin er niet aan, want zeker Maigret , de wat logge Parijze commissaris, lust er wel pap van en drinkt al naar gelang de aard van de misdaad het hele boek door een bepaald alcoholisch drankje, welk uur van de dag het ook is. Het is bovendien af te raden Simenons vlak voor etenstijd te lezen, omdat je trek substantieel vergroot wordt door de in zijn boeken gepresenteerde maaltijden: de hoofdpersoon eet zelden slecht en het is een raadsel waarom er nog nooit een kookboek van mevrouw Maigret is verschenen.
De vlieg draaide drie keer een rondje langs zijn hoofd en landde links boven aan de pagina van het rapport waarin hij aantekeningen aan het maken was. Maigret hield de hand met het potlood stil en bekeek haar met vrolijke nieuwsgierigheid. Dit spel duurde al een half uur en het was telkens dezelfde vlieg. Ze vloog in cirkels door zijn kantoor, vooral in het deel dat baadde in de zon, draaide rond het hoofd van de commissaris en zette zich op de documenten die hij bestudeerde. Daar wreef ze lui haar pootjes en het zou heel goed kunnen dat ze hem aan het uitdagen was. (De jeugdvriend van Maigret).
Luiheid, traagheid, verveling, nieuwsgierigheid, het weer : allemaal elementen van de verhalen van Simenon, die maken dat je meteen in het verhaal zit en door wil lezen.
Als je wil weten wat mensen beweegt, waarom zij tot een misdaad overgaan, is Simenon verplichte kost. Alle karakterzwaktes en sterktes komen in zijn boeken voorbij. Hij was een man met een ongelooflijk voorstellingsvermogen. Het verhaal gaat dat hij wat namen uit een telefoonboek oppikte daarbij wat karaktertrekken verzon en dan met amper doorhalingen binnen een paar dagen het verhaal afmaakte.
Er zijn zo’n kleine 80 Maigrets, meer dan 250 titels: in 1938 alleen publiceerde hij 13 boeken! En dan zijn er nog talloze titels in de pijprook van Simenon verdwenen die hij onder één van zijn vele pseudoniemen schreef. Als je na een paar jaar alles gelezen hebt, is het de moeite waard biografieën en zijn autobiografie (
Memoires intimes en daarna zeker ook Een vogeltje voor de kat, dat zijn vrouw na hun scheiding nota bene onder de naam Simenon schreef en de andere kant van Simenon beschrijft) van de man te lezen, want hij leidde op menig vlak een dubbel en interessant leven: collaboreerde hij in de oorlog? Hoeveel vrouwen verleidde hij (hoewel verleiden een groot woord is; een belangrijk deel van de vrouwen bestond uit prostituees of dienstmeisjes die bij het afstoffen van achteren genomen werden)? Waarom pleegde zijn dochter zelfmoord? Waarom verhuisde hij zo vaak?
U bent dan al een dikke tien jaar verder, beste lezer, en bent dan toe aan de verfilmingen van Simenon: oude jaren 50 films met Jean Gabin en Simone Signoret (le chat) of nieuwere Maigretversies met Bruno Cremer. In de hoop dat u naast het boeken lezen niet ook nog een ander leven moet leiden...



De seizoenen van Maurice Pons
Na een ochtendje Stedelijk Museum ga je nog meer van literatuur houden. Bij voorbaat mijn excuses voor onderstaand (verklarend?) citaat: “De installatie Een woonkamer vormt de omgeving van een nieuwe performance door kunstenaarsduo ( …) genaamd een Familieportret (…). De verschillende objecten in de ruimte representeren het gewicht en de verschillende soorten materialen die aanwezig zijn in de woonkamer van een Nederlands modelgezin.(…) Elk object van paperclip tot eettafel is gefotografeerd en gewogen.
Vervolgens is het totale volume van deze objecten opnieuw vormgegeven als abstracte vormen en daarmee van hun originele functionaliteit en herkenbaarheid losgekoppeld. De installatie van massieve objecten is een vervormde weerspiegeling van de verscheidenheid van materie in een gemiddelde woonkamer en de manier waarop economische, sociale en culturele omstandigheden onze leefomgeving dicteren”.
De lezer mag nu zelf bedenken wat hij te zien krijgt in deze woonkamer. Het probleem met moderne kunst is dat het zich totaal van de realiteit heeft losgezongen en toch niet tot de (ok mijn) verbeelding spreekt, want de kunstenaar of de museumtekstschrijver komt altijd met adembenemende verklaringen als bovenstaande.
Even verderop is er een grote expositie van een bekende Nederlandse designer van onder andere lampen en stoelen en banken, maar het meest kenmerkende van deze expositie zijn de bordjes op de stoelen en banken met de tekst: “niet bedoeld om op te zitten”. Tja.
Geef mij dan maar het kale niets waarin Siméon uit De seizoenen van Maurice Pons zich moet voortwentelen: een kamer zonder verlichting en interieur met als enige materie een tafel zonder poten waarop je kunt slapen: dat belet hem niet eindeloos te dagdromen. Ook hier is het realisme af en toe zoek: de seizoenen in het arme dorp duren eindeloos: lange regenperiodes, zware vorstmaanden, sneeuw en dooi volgen elkaar op. Het plaatselijke vermaak bestaat uit het drinken van linzendrank (linzen is ook het enige voedsel), het uitknijpen van elkaars zwarte puntjes en speciaal voor vrouwen: in wintertijd een kikker in je kut stoppen (Ton, je mag er ook vagina van maken, maar het allitereert wel lekker). Het onheilspellende van Kafka en het absurde van Ionesco vermengen zich tot een zwart sprookje waarin je toch de condition humaine kunt herkennen. De tekst roept de beelden op en niet andersom zoals bij moderne kunst. Aangespoord door de fantastische verhalen van bezoekende blonde ridders trekken de dorpelingen richting het land van (de verschillende soorten) rijst en honing : het verhaal is sterker dan de wrede realiteit. Het verhaal geeft hen hoop en een perspectief en de lezer een glimlach om de mond. En dat zie ik het verwrongen vaatwerk van bovengenoemde installatie nog niet doen. De echte beeldende kunst is de literatuur.


Mijn top 5
Nesbø, De roodborst. De eerste en beste uit de Harry Hole serie met als hoofdpersoon een alcoholistische Noorse inspecteur. Prachtig vervlochten verhaallijnen. Spannend tot het eind.
Eric-Emmanuel Schmitt, Monsieur Ibrahim et les fleurs du Coran. Lange tijd gemeden, omdat iedereen er zo enthousiast over was, maar ten onrechte. Mooi poëtisch en filosofisch verhaal.
Nop Maas: deel 1: Kroniek van een schuldig leven (Biografie Reve). Kroniek van een onuitstaanbaar mens. Opvallend hoe vaak onsypathieke schrijvers (Flaubert, Simenon) meesters in de literatuur zijn.
Vasily Grossman, Live and fate . Oorlog en vrede revisited in de tijd van Stalin met prachtige waarheden als: ‘whenever we see the dawn of an eternal good, the blood of children and old people is always shed. Human history is not the battle of good struggling to overcome evil. It is a battle fought by a great evil struggling to crush a small kernel of human kindness.’
Jan van Mersbergen, Naar de overkant van de nacht. Een boek voor alle zintuigen. Je drinkt mee met de hoofdpersonen, beleeft dezelfde hallucinerende carnavalsnacht.

Beaujolais primeur

Op dit moment is er ongetwijfeld een Nederlandse uitgeverij die La cuisinière d’Himmler (de kokkin van H) van Franz-Olivier Giesbert laat vertalen. In Frank-rijk was het een bescheiden zomerhit, maar ik ben er van overtuigd dat het boek ook internationaal zal doorbreken. Niet dat dit het toppunt van literatuur is, maar het boek verenigt veel aspecten die de huidige lezer boeien: oude en hedendaagse geschiedenis, een beetje geweld, een beetje seks, humor en tragiek. En het is vlot geschreven, waardoor je de onwaarschijnlijkheden op de koop toe neemt.
Als er iemand een actief lid van de participatiemaatschappij is, is het wel Rose, de hoofdpersoon: ‘le bonheur ne nous est pas donné: il se fabrique, il s’invente.’
Rose is een 100jarige vrouw die terugblikt op haar leven. Geboren In Armenië aan het begin van de vorige eeuw wordt ze slachtoffer van de vervolgingen door de Turken, komt ze als jong meisje terecht in een harem, vlucht ze naar Europa, waar ze opgevangen wordt door een Frans gezin op het platteland. Daar leert ze koken en krijgt ze een intellectuele ontwikkeling vooral via haar stiefmoeder. Ze opent een restaurant in Parijs, trouwt met een Joodse man, gaat vreemd, moet hulpeloos toezien hoe man en kinderen door de Duitsers weggevoerd worden, hoopt via restaurantgast Himmler dit te kunnen rechtzetten, gaat met hem mee naar Duitsland als kokkin en wordt op een avond in de villa van Hitler verkracht door de crème de la crème van de SS: daar komt een kind uit voort dat opgenomen wordt in het Lebensraumprogramma: zij ziet hem nooit meer terug, maar ironisch genoeg hoort ze veel later wel dat ze een kleinkind heeft dat dement in een Duitse inrichting ligt. Ook Sartre en de Beauvoir zijn vaste gasten in haar restaurant en nodigen haar in de jaren 60 uit om mee te gaan naar China waar de culturele revolutie in volle omvang is losgebarsten. Zij trouwt er met een Chinees die ten prooi valt aan de Maoïsten en keert weer terug naar Frankrijk: nu opent ze met vriendin een restaurant in Marseille. In de tussentijd heeft ze ook een tijd (getrouwd) gewoond in de VS. Na haar haremopsluiting heeft Rose besloten geen slachtoffer meer te zijn. Zij heeft altijd een Glock in haar handtasje en neemt –ook al is het tientallen jaren later- wraak op een ieder die haar in het verleden pijn heeft gedaan.
Het mooie is dat de schrijver ons het perspectief geeft dat Rose –hoewel 100- voor eeuwig voort zal leven. En dat gunnen wij haar ook, want de persoon Rose maakt dat bovenstaand verhaal –en dan vergeet ik nog menige peripetie-hoe onwaarschijnlijk ook, mede ook door het verhaalritme aanvaardbaar wordt. Geen verzorgingshuis voor haar en met haar restaurant bedruipt ze zichzelf zonder de maatschappij te belasten: de ideale onderdaan voor Rutte 2.

Onbegrijpelijke uitwijdingen
Christiaan Weijts schreef een paar jaar geleden Art 285b, werd toen genomineerd voor de Gouden Uil en de Ako-literatuurprijs en dacht: hé, ik heb hier wat te pakken. Laat ik nog zo’n boek schrijven en ja met Via Capello 23 was hij weer kandidaat voor dezelfde prijzen. Welke formule had hij te pakken?
Je mengt het moderne leven met iets zeer cultureels waar je je helemaal in verdiept om daarna de lezer te overdonderen met allerlei feiten-kennis. Je voegt wat erotiek toe en voilà je hebt (bijna) een meesterwerk. Bovendien heb je een aangename stijl. Niets mis mee, zou je zeggen.
In Art 285b werkte dat nog redelijk: hoofdpersoon wordt verliefd op een meisje uit een peepshow, is pianoleraar met voorkeur voor Scarlatti en Liszt, heeft een seksuele verhouding met een minderjarige leerling, lardeert zijn twijfels over de twee vrouwen met beschouwingen over de muziek van beide componisten en wordt uiteindelijk beschuldigd van stalking. Zoals ook in zijn volgende verhalen is het liefdesverhaal goed geschreven en spannend, maar worden de muziekvergelijkingen er af en toe met de haren bij getrokken.
In Via Capello 23 komt de schilderkunst van Titiaan uitgebreid aan de orde. Het moderne leven komt hier tot uiting in gekraakte computers en ongewenste erotische filmpjes op internet. Het model door de eeuwen heen, hoe ziet de ideale vrouw eruit, is hier het centrale thema, maar al de diepzinnige overpeinzingen van Weijts over oorspronkelijkheid, literatuur, geschiedenis en realisme vertroebelen danig de verhaallijn.
In zijn laatste roman Euforie verliest Weijts mijns inziens helemaal de controle. De hoofdstukken wisselen elkaar af. Het mooie, herkenbare verhaal over een jeugdliefde aan de hand van herinneringen aan een survivalkamp in de derde klas van het gymnasium, alterneert met het huidige leven van Johannes Vermeer (!), architect, die met zijn bureau een wedstrijd probeert te winnen om in Den Haag –op een plek waar een aanslag is gepleegd- een nieuw complex te bouwen. Weijts toont graag dat hij niet van de straat is en op een gymnasium gezeten heeft. De klassieke architect Vitruvius wordt menigmaal opgevoerd en hele stukken Ovidius worden –onvertaald- geciteerd zonder dat duidelijk is in welk verband. De Latijnse docente van de derde klas wordt regelmatig opgevoerd om nog meer Latijnse spreuken kwijt te raken. Bovendien wordt het verhaal telkens hinderlijk onderbroken door fragmenten uit lezingen van Vermeer waarin hij het leven filosofisch beschouwt en uitspraken doet als: “Architectuur is de consolidatie van onze doodsstrijd.’
Intussen zit de lezer met de gebakken peren want de losse eindjes vliegen je om de oren: waarom verzwijgt Vermeer dat hij aanwezig was in de ontplofte tunnel, waarom scheidt zijn vrouw van hem, waarom is hij zo geobsedeerd door zijn jeugdliefde? Zijn architecturale –voor de leek redelijk onbegrijpelijke- uitweidingen domineren het verhaal.
Ik vrees dat in het geval Christaan Weijts geldt: nomen est omen.