Marianne Aaldering
Dikke pillen
Ongevraagd gaat het licht er weer vandoor. Met een beetje geluk worden we getrakteerd op Indian-Summer dagen waarin het prettig hallucineren is bij de vlammende kleuren van het laatste boomblad. Daarna wordt het een kale boel. Tijd om een vuurtje te stoken: de mens heeft het graag een beetje warm.
Met dat de dagen korten groeit de behoefte aan het lezen van vuistdikke boeken: zo vergaat het mij althans. Wanneer het dan toch vroeg donkert en je het liefst nabij de kachel of lekker in de kussens vertoeft, dan graag met een goed boek om voor de nodige tijd in te verdwijnen. Liefst terugreizend in de tijd.
Vuistdik is De pop van Boleslaw Prus. De negen honderd pagina's worden overschreden. Maar dan heb je ook wat.
De negentiende eeuw. Flaubert op zijn Pools. De bonkige, steenrijke Stas Wokulski. De koele aristocrate Izabela Lecka. En wat dat al niet vermag. 'Proustiaans geduldig en subtiel ontleedt het boek de waandenkbeelden van een verliefdheid waarin klassenverschillen bepalend zijn.’ Een rondgang door het oude Warschau: de lezer krijgt het er allemaal bij cadeau. En wordt niet teleurgesteld.
Nog een paar van die giganten erbij en voor je het weet beginnen de vogels weer te zingen.
Martin du Gard. Deel 1 en 2. De familie Thibault. Vader en twee zoons. Aan de hand van hun levens wordt de sociale en morele ontwikkeling van de Franse gegoede middenstand beschreven van eind 19e tot begin 20e eeuw. Op de achtergrond nadert de Eerste Wereldoorlog. 'Zijn werk gaat over de mens zonder andere toekomst dan zichzelf,' meldt Albert Camus op de achterflap. Verdere toevoeging wordt overbodig. Een meeslepend epos. Elk goed voor een dikke achthonderd pagina's.
Als opstapje is Het oude Frankrijk van dezelfde auteur een absolute aanrader. Bij wijze van amuse.
In een lieflijk mooi dorpje fietst Joigneau iedere dag zijn route.In de vroege ochtend haalt hij zijn postzak van de trein en sorteert die op de volgorde van zijn route in zijn kantoor. De dorpelingen hebben voor hem geen geheimen; hij kent ze allen. Iedere enveloppe of brief waar hij persoonlijk nieuws in vermoedt wordt door hem open gestoomd, gelezen. We volgen hem een dag uit zijn leven. Op de fiets bezoekt hij de ene dorpeling na de ander en de lezer mag mee.
Karakters en omgeving worden geschetst en ook de postbode wordt van zijn schillen ontdaan. Het is een feest van lezen.De bakker, de kruidenier, de kroegbaas, de onderwijzer. De rentenierster, de kapper, de ijzerwinkel.Madame Massot, de Loutres. De dag die om half vijf begint en in de schemer eindigt in dat landelijke dorpje waar ogenschijnlijk niets gebeurt. De lezer weet nu echter wel beter..
Er is een hoop ellende op de wereld,
maar je moet er wel oog voor hebben.
Het is mij een eer en een waar genoegen om deze keer een stukje te schrijvenover mijn allerliefste schat, die boekhandelaar is en ook nog eens over een bekwame hand van schrijven beschikt en vileine humor niet schuwt.
Zo lang ik hem ken schrijft hij al: als jonge hond vlammende betogen achter de barricaden, later voor zijn eigen Nieuw Amsterdams Peil met wel tweeduizend abonnees, de Roos, een familieorgaan, Het Parool, deze Bode, de literaire salon.Maar iets doen met deze kostelijke stukjes? Nee hoor, nergens voor nodig, ijdeltuiterij. En bovendien: er verschijnt al meer dan genoeg, waarvan veel overbodigs.
Met dat laatste ben ik het roerend eens zijn, maar met zijn terughoudendheid niet. En zo mocht het geschieden dat Moedig zijwaarts regel na regel toch vorm en gestalte kreeg.
Je bent de Sedaris van de lage landen, jubelde ik. Het leed in de wereld, dat Ton in kort verhaal vervat, daar knapt de mens danig van op. Nooit geweten dat het menselijk onvermogen zo op de lachspieren kan werken.
Ook de columns mogen er wezen. Scherp observatievermogen, authentiek gedachtengoed, gevoel voor het absurde, en immer vergezeld van vilein optimisme.
Wel, ik zou zeggen: Met zijn allen op naar de Schans voor een gesigneerd exemplaar van de boekhandelaar zelf. En vervolgens in kado- verpakking aan al uw vrienden, opa en oma, neven en nichtjes.
Moedig zijwaarts verdient een groot publiek.
Ik dank u wel.
Svetlana Alexijevitsj, Het einde van de rode mens
Leven op de puinhopen van de Sovjetunie
Vertaling: Jan Robert Braat
Over de schrijfster: Svetlana Alexijevitsj (1948), woonachtig in Minsk, Wit-Rusland, debuteerde in 1985 met 'De oorlog heeft geen vrouwelijk gezicht.' Russische vrouwen die in het Rode Leger tegen Hitlers Wehrmacht hadden gestreden, werden hiervoor geinterviewd. Het werd haar niet in dank afgenomen; de misere van de vaderlandse oorlog diende uit het zicht te blijven. Ze schreef ook over de ervaringen van Russische soldaten in Afghanistan en de nucleaire ramp in Tsjernobyl. Sedert Loekasjenko in 1994 in Minsk aan de macht kwam mogen haar boeken niet langer in Wit-Rusland verschijnen.
Tien jaar leefde de schrijfster/onderzoeksjournaliste vrijwillig in Parijs. In 2012 keerde ze terug. Onlangs is de Vredesprijs van de Duitse Boekhandel aan haar toegekend.
Ze werkt momenteel aan twee projecten: 'Honderder vertellingen over de liefde' -
alsmede een boek over de ouderdom.
Nadat in 1991 de Sovjet-Unie uit elkaar viel ging Svetlana Alexijevitsj aan het werk: honderden levensverhalen tekende zij op uit de gesprekken die ze met voormalige Sovjetburgers voerde. Over hoe het was tijdens en na de Sovjet-Unie: Stalin, Chroetsjov, Brezjnev, Gorbatsjov, Jeltsin, Poetin.
Van alle gezindten en leeftijden zijn er getuigenissen. Goede mensen. Kwade mensen. Slachtoffers. Schuldigen. Perestrojka aanhangers alsmede hardleerse stalinisten. Een symphonie aan geschiedenis. Openhartig doen allen hun relaas; hoe de omwenteling hun leven beinvloedde, het wereldbeeld veranderde.
Door alles heen ademen de gesprekken de nostalgische zucht naar het goede, oude socialisme, de tijd van idealen, de tijd dat de Rus nog ergens in geloofde.
De tijd van de Russische keuken, waar over alles gesproken werd en eindeloos thee, koffie en wodka gedronken.
Het boek beslaat twee perioden:
Tien verhalen in een rood interieur (1991-2001) en tien verhalen zonder interieur (2002-2012)
De titels van de verhalen lezen als dichtregels van huiveringwekkende schoonheid.
Ik geef er een aantal op een rij; ze duiden helder waar de persoonlijke geschiedenissen over gaan.
Uit straatlawaai en keukengesprekken
Over de schoonheid van de dictatuur en het mysterie van vlinders in cement
Over broeders en zusters, beulen en slachtoffers....en het electoraat
Over fluisteren, schreeuwen... en verrukking
Over een eenzame rode maarschalk en drie dagen van een vergeten revolutie
Over de aalmoes van herinneringen en het verlangen naar zin
Over de wreedheid van vlammen en de redding van boven
Over eenzaamheid die sterk lijkt op geluk
Over.....
Na lezing van dit boek begrijp je iets meer van de oneindige complexiteit van wat een verdeeld volk genoemd mag worden.
Buitengemeen boeiend.
Hendrik Groen: Pogingen iets van het leven te maken (Meulenhof)
Het geheime dagboek van Hendrik Groen, 83 en een kwart jaar oud behelst het wel en wee in een bejaar-denhuis in Amsterdam-Noord gedurende één jaar. We maken kennis met Hendrik, zijn vriend Evert en de club 'Oud maar niet dood' die gevormd wordt ter bevordering van de 'Levenskunst'.
De eerste pagina's komen traag op gang en bevatten flauwe grappen. Echter: gaandeweg -er worden leuke tochtjes ondernomen, Hendrik wordt verliefd op Eefje- krijgt het boek vaart en is aan het eind ronduit ontroerend en op volle kracht. Humor kan de senioren niet ontzegd worden, evenals de Kunst er iets van te maken.
Ineke Riem, Zeven pogingen om een geliefde te wekken (Arbeiderspers)
Een dorpje op een eiland, Oudering geheten. Lioba, een kunstzinnig buitenbeentje wil de benauwing van de kleine gemeenschap ontvluchten na de zoveelste afwijzing voor de Kunstacademie. Op een dag wordt ze bewusteloos aangetroffen op het nabije gors: 'Slapen, om niet te hoeven leven!'
Diverse dorpsgenoten zoeken koortsachtig naar een manier om haar te wekken. Tikje eigenaardig zijn ze, stuk voor stuk. Al even opgesloten in hun kleine wereld.
In volkomen eigen stijl wordt een klassiek sprookje nieuw leven in geblazen: raadselachtig, poetisch als ook sfeervol en mooi van taal
Soms een tikje verwarrend. Dit doet echter aan het leesplezier weinig af: vorm en vaart zijn de nabije boeien.Dat de Bronzen Uil met dit debuut werd gewonnen,
laat zich raden.
Jeroen Brouwers, Het hout (Atlas Contact)
Jaren vijftig. Franciscaner broeder Bonaventura - werkzaam en wonend in een door kloosterlingen geleid jongenspensionaat- is getuige van seksueel misbruik, sadisme en vernedering. Horen, zien en zwijgen: hoe medeschuldig kun je zijn? Broeder is geen held, hij zwijgt en ondergaat lijdzaam zijn nederige bestaan.
Wanneer hij op zekere dag door een abces in zijn mond buiten de poorten van het pensionaat komt, ontstaat er een ontmoeting bij de tandarts met jawel,
een vrijgevochten alleraardigste vrouw die van wanten weet. Broeder Franciscaner leert de geneugten van het zesde en negende gebod kennen en kent vanaf dat moment geen rust meer. Hoe deze geschiedenis afloopt ga ik niet verklappen, maar ik kan vermelden dat ik het boek eerst losliet nadat ik het uit had.
Brouwers op zijn best, barstend van de vitaliteit.
Een maaltijd in de winter
Als leesmonster van de Schans doe ik gedegen en trouw mijn plicht en neem al tot me wat de uitgevers ter lezing vooruit zenden. Soms duikelt er zo maar een kleine parel tevoorschijn. Bij Mingarelli met een maaltijd in de winter, is dit het geval.
Zonder dat er expliciet over gesproken wordt is het wel duidelijk: Het is oorlog. In Polen verblijft een Duitse leger-eenheid in de bossen. Hun taak: gevangenen executeren en dumpen in graven. Drie soldaten wordt de afkeer te groot, ze verzoeken hun commandant om een andere taak en krijgen die. In de sneeuw en ijs van het bos moeten ze op zoek naar gevluchte joden.
Zowaar: in de vrieskou vinden ze er eentje. Op de weg terug overnachten ze in een verlaten huisje, evenals een Poolse boer die er verzeild raakt.
IJs dient gesmolten, vuur gemaakt, een soep gekookt. Een halve liter aardappel-brandewijn, wat ui, reu-zel, gries-meel, een plak worst. Een stuk brood. Rijkdom. Het nodige hout wordt ge-sloopt voor vuur en warmte. In de uren van wachten voor de soep getrokken is wordt zwijgend gerookt en gaat er het nodige door de hoofden van de mannen om. (prachtige, sobere dialogen).
Wanneer de maaltijd klaar is besluiten ze de jonge joodse man ook een deel van de soep te geven. Maar dan ontstaat het dilemma: Hoe leid je iemand naar het schavot als je die dag ervoor nog de maaltijd met hem hebt gedeeld?
Van verstilde kracht dus, deze novelle. Je leest 'm in 1 adem uit.
Maar ook een Russische geschiedenis van Ljoedmila Oelitskaja
De jaren vijftig. Moskou. Stalin is zojuist dood.
Ilja, Sanja en Micha, drie goede vrienden, buitenbeentjes. Hun schooltijd, het afscheid van hun jeugd, het begin van volwassen worden.
De nietsonziende ogen van leraren en later de overheid. De uitzondering van een bevlogen leraar die zijn drie beste leerlingen de stad laat zien.
Literaire wandelingen, oefeningen in denken, ruimten, waar de vrijheid woont.
Elk van de drie jongens ontwikkelt zich op eigen wijze. Micha zal in de ge-vangenis belanden, Ilja sluit zich onder druk aan bij de KGB en Sanja zal zijn geboorteland verlaten, het vrije Westen opzoeken.
Zie hier bijna 540 pagina's in een notendop.Een monument voor de dissidentenbeweging.
Top 5
Genoten in 2013; stuk voor stuk rugnummers 1.
Maxim Gorki Jeugdherinneringen. Wreed, teder mensen-mensenboek. De laatste decennia Rusland van voor de revolutie. '...Met die boeken is het alsof het voorjaar al is aangebroken; de winterramen al verwijderd zijn en de vensters wijd open staan...'
Michail Sjisjkin Onvoltooide liefdesbrieven Twee jonge geliefden. Oorlog en leven van eenvoud in het Rusland van de twintigste eeuw. '..Mijn eigen Sasjka! Welke andere bewijzen voor mijn bestaan heb ik nog nodig als ik gelukkig ben vanwege het feit dat jij er bent, dat jij van me houdt en op dit moment deze regels leest!..'
John Williams Stoner. Speelt zich af aan het einde
van de negentiende eeuw. Over het leven van een weinig opzienbarende man, zijn liefde voor literatuur en lesgeven. Hemels schreiend mooi.
Mustafa Stitou Tempel. Poezie. Over de onttoverende wereld. Stitou droeg zijn werk voor in 1 van de literaire salons. Pang. Dat kwam treffend binnen. En dan ook Baban Kirkuki genoemd , met zijn bundel Licht onbekend. Gedichten voor de ziel. Echt wel.
Carmiggelt Gedundrukt. Honderd kronkels. De eerste dateert van 1938, de laatste is van 1980. ...Hij zag zich al gedundrukt door Van Oorschot en mompelde: 'Ga ik dan niet teloor, God?...' Hier heeft de tijd geen vat op gehad.
Gedundrukt
'In a sentimental mood' van Duke Ellington is in mijn kop gebrand. De schitterende melodie kondigde steevast een door Carmiggelt geschreven en voorgelezen 'Kronkel' aan. Ik spreek van de jaren zeventig, vorige eeuw. De zondagavond, de beeldbuis, Nederland 1 en 2. Naadloos vloeiden de melancholieke klanken over naar het gezicht van de schrijver, die al even weemoedig uit zijn ogen blikte terwijl hij zijn Kronkel voorlas. Vol milde ironie en deernis aangaande de tekorten en het onvermogen van de menselijke soort. Met heel het gezin werd er gekeken in de deftige voorkamer: het waren enige van de weinige minuten dat ieder zowaar zijn mond hield en luisterde.
Ter gelegenheid van zijn honderdste geboortedag kreeg ik Gedundrukt in mijn handen. Honderd verhalen die tot stand kwamen in overleg met Frank Carmiggelt. Uitgegeven in de traditie van de Russische Bibliotheek, in een bijzonder formaat door uitgever Van Oorschot.
Het eerste verhaal dateert van 1938, de laatste is van 1980. Met terugwerkende kracht de taal en de tijd in. Glorieus overstijgen ze de decennia. Ik pluk een paar zinnen uit de beginjaren vijftig, mijn eigen prille kinderjaren.
'Oom Sikkie.' (het betreft een logerende, magere kater) ..Het eten dat hem werd voorgezet vrat hij nors, omdat de geest het brood veracht dat de vlam aan moet houden. Na het maal strekte hij zijn magere corpus uit en rustte zonder overgave - een getuchte pauze, met gespannen spieren en ongedoofde blik.'
En over de meisjes van de paktafel (1953) die 'leven in een soort niemandsland vol madelieven. Vorige zomer nog op de step, maar nou... nylons, lippenstift en een heel andere blik.' Laat U niet weerhouden, bedoel ik maar.
Albertine Sarrazin Het sprongbeen.
Van 1937-1964 leefde A. Sarrazin, kort en krachtig. Niks geen kinderjaren, maar tuchthuis, zwerven op straat, prostitutie , medeplichtige aan een gewapende roofoverval. Tijdens haar jaren in de gevangenis en na haar ontsnapping schreef ze deze autobiografische roman. Straattaal. Poezie. Bijtend en scherpzinnig. De onderduik van het ene naar het andere adres na haar ontsnapping en met een gebroken enkel die ze overhoudt na haar sprong over de gevangenismuur. De ene gevangenisstraf ingeruild voor een andere. Haar redder, eveneens een ex-bajes klant bezoekt haar slechts zelden,
ook al worden ze minnaars. Er is geen andere keus dan te berusten in het rondgesleept worden.
'Ik was tegen Pasen ontsnapt, maar er verrees niets.'
Vier boeken van haar zijn in de jaren zestig verschenen: ik hoop van harte dat ook de andere drie op termijn vertaald en opnieuw uitgegeven zullen worden.
Moritz von Uslar, Deutschboden van de nieuwe uitgever Leesmagazijn. Daar is lef voor nodig!
Uslar vertoeft drie maanden in een klein provinciestadje in Oost-Duitsland met als doel een grote reportage te schrijven, een hedendaagse geschiedenis, avonturenroman. Het wordt Oberhavel, een stadje met een boksclub en een goede kroeg.
Drinkend, kletsend, trainend, de dictafoon mee, dag na dag. En zo ontmoet hij kroegbaas Heiko, verteller Blocky, punker Raoul.
Precieze observaties (moest aan Perec denken), grappen, het dagelijkse leven in al haar absurdisme en enge trivialiteiten maken Deutschboden tot een apart non-fictie boek dat niet onder 1 noemer te vangen is.
Leven met de vijand van Barbara Beuys
De dodenherdenking op de vierde mei. Twee minuten stilte voor het beeld van de gevallen hoornblazer. Innerlijke stilte. Rondom de plek van de herdenking leeft de stad met al haar geluid door. Het woord 'onverschilligheid' blijft hangen, de malaise van de moderniteit. Kernwoorden uit de rede die wordt voorgelezen. Onvrijheid, wantrouwen afgeschilderd naast betrokkenheid en levenskunst.
En je denkt ook aan de stad: Amsterdam, hoe zat het daar mee?
Leven met de vijand, Amsterdam onder Duitse bezetting. Het is één van de titels die Uitgeverij Cossee uitgeeft over de tijd van de Tweede Wereldoorlog.
Barbara Beuys (Wernigerode, 1934) heet de schrijfster. Ze studeerde geschiedenis, filosofie en sociologie en was redacteur bij Der Stern en Die Zeit. Olaf Brenninkmeijer en Wilfried Simons zorgden voor de vertaling.
Het boek start met werveling, uitbreiding en allure (1875-1919) die Amsterdam ondergaat op velerlei gebied: 'Van pre-industriële slaperigheid naar de bedrijvigheid van een bruisende Europese metropool.'
1919-1929. Monne de Miranda en de Amsterdamse School, cultuur en politiek, de wijken van de stad, hoe en waar men zoal woonde. Rijk en uitstekend gedocumenteerd voert Beuys de lezer door deze periode in vele, vele facetten.
De Joodse geschiedenis is de rode draad door heel het boek.
De jaren dertig. Werkloosheid. Over de grens roepen de nationaalsocialisten in Duitsland op tot een boycot van Joodse winkels. In Nederland heerst breekbare vrede. Dit betreft de proloog en de opmaat naar de oorlogsjaren. Het vervolg laat ik aan de lezer.
In een interview in het NRC las ik dat Barbara Beuys het boek voor een Duits publiek heeft geschreven, van de bezetting van landen als Nederland weten ze weinig. De schat aan documentatie - in vele gelaagdheden - over het leven in Amsterdam onder de Duitse bezetting: mij heeft het verrijkt.
Onvoltooide liefdesbrieven van Michael Sjiskin
Om met een boek te eindigen waar de liefde over de dood heen reikt:
Je moet in je leven het dierbaarste delen. En hoe dierbaarder het is, des te meer moet je weggeven. Je moet delen waar je het meeste van houdt, anders wordt het je allemaal ontnomen.
Stoner van John Williams
Hoe een weinig opzienbarend leven van een weinig opzienbarende man een virtuoze roman kan opleveren. In een notendop. William Stoner is de zoon van twee keuterboeren met weinig ontwikkeling, geboren aan het eind van de negentiende eeuw. Hij blijkt goed te kunnen leren, bereikt de universiteit voor een studie landbouwwetenschappen.
Tot groot verdriet van zijn ouders zwenkt hij naar de Engelse literatuur en kiest voor een loopbaan als docent Engels aan dezelfde universiteit waar hij afstudeert. De vervreemding tussen hen groeit en wordt groter wanneer hij een vrouw trouwt uit een gegoede familie.
Een vrouw met Siberische kilte maar emotioneel explosief. Het huwelijk is een grote mislukking, maar Stoner schikt zich en stort zich geheel en al
in het les geven. Ook in deze omgeving wordt zijn loopbaan gefnuikt wanneer hij de lievelingsstudent van de toekomstige nieuwe voorzitter ontmaskerd als een fraudeur en aansteller. Zijn favoriete colleges worden hem afgenomen, hij krijgt jaar in jaar uit de meest ongunstige lesroosters.
De literatuur en de liefde: Stoner zal er heel zijn leven aan wijden en in beiden falen. Vrouw en dochter keren zich tegen hem. Een nieuwe liefdesrelatie - de enige korte tijd van licht en geluk - wordt verbroken om een schandaal op de universiteit te voorkomen.
Stoner sterft uiteindelijk anoniem, na een leven in de marge.
In 2006 kreeg dit verstilde meesterwerk een heruitgave. Dit vergeten boek, zo op de huid en prachtig geschreven -zo onderkoeld ook- het is een groot lezerspubliek gegund. De stugge, verlegen en hard werkende Stoner: je gaat van deze man - ondanks zijn schikkende houding- houden en brengt een eresaluut wanneer hij zijn laatste adem uitblaast.
Treindromen van Denis Johnson
Begin twintigste eeuw, het veranderende Amerikaanse Westen. Robert Grainier, een eenvoudige dagloner werkt in de spoor-wegploeg en kijkt toe
hoe de eerste locomotief een diepe kloof oversteekt. Lange tijden van huis: een eenkamerhut , vrouw en pasgeboren dochtertje .
Hij houdt van zijn werk; of het nu houtkap is, laden of ketting leggen. De bestendigende eenzaamheid valt hem niet zwaar, buiten tussen de sparren.
Een enorme brand legt zijn huis in de as. Vrouw en kind komen om.
Grainier rouwt , zoekt , werkt, scharrelt, verblijft in kampementen en bouwt een nieuwe hut.
Moeizaam bestaan in een veranderende wereld. Aan het eind van zijn leven kent bijna iedereen uit de contreien hem maar hij ligt een herfst en een
winter dood in zijn hut wanneer hij in zijn slaap overlijdt.
Het Amerikaanse Westen, het tijdsbeeld van begin twintigste eeuw, het karakter van Robert Grainier, de pracht aan spaarzame taal:
kleinood van schoonheid, deze novelle.
Wij, de wilden van Justin Torres is een debuut. Het turbulente bestaan van drie broertjes die worstelend overleven in een familie waar het leven hard is, chaos de boventoon voert, liefde en destructie elkaar in willekeur afwisselen. Papi, de vader is Puerto Ricaans, van het ruigere soort en lang niet altijd thuis. Moeder draait nachtdiensten in een brouwerij en is soms het spoor aardig bijster. Zij oogt dan als een wasbeer die wordt opgeschrikt terwijl hij in het afval wroet: overrompeld, gevaarlijk. Dagen en uren lopen niet altijd gelijk met de werkelijke tijd.
De drie broertjes dienen het met elkaar te rooien: Musketiers, de Drie Beren, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Wild, woest en liefdevol ineen: We zullen nooit vallen! Het is de stem van de jongste zoon die kort en krachtig de worsteling en ontworsteling van zijn kinderjaren in hartverscheurend mooie fragmenten weergeeft. Overdonderend. Nieuw geluid in letteren land. Beeldend. Iedere zin 1 verrassing. Absolute aanrader; dit juweel.
Reizen met Charley van Joh Steinbeck is een klassieker uit 1962 waarin hij als 58-jarige met zijn poedel Charley in een camper een lange reis door Amerika maakt. In drie maanden van Long Island naar de Pacific, via Texas en het diepe Zuiden terug naar New York.
Van alle gemakken voorzien vertrekt hij: Een heldere morgen, herfstig geelbruin in de zon. Duizenden kilometers worden afgelegd: door groeisteden en kleine stadjes, oases in de wildernis, ranches in Texas en meer. Troosteloze eenzaamheid, verdwalen, vochtige kou, wegrestaurants met sjagrijnige serveersters. Natte hond, huilende bossen. Voeten op de pedalen, kilometers vreten. Maar ook: bladeren, het licht opgeslokt in kleur van vuur.
Ontmoetingen met passanten, voor een avond zijn gast. Verhaal gehaald, obsessies en eigenaardig-heden worden opgetekend.
Hoe alles anders is geworden, zijn vroegere woonplaats niet langer wordt herkend.
De bijzondere band met zijn hond Charley die de gedachten van zijn baas kan lezen, een volwaardige makker is. Het levert mooie, filosofische beschouwingen op. Genoten, dit persoonlijke portret van de Amerikaanse samenleving, van Steinbecks literaire vermogen.
John Lanchester Kapitaal
Een onheilspellende boodschap ploft op de deurmat van de huizen in Pepys Road: 'Wat van jou is wordt van ons.'
En daar blijft het niet bij; er verschijnen op zeker moment zelfs dreigende filmpjes op een website. Paniek in de straat : wie zit hier achter en ach heden, zullen de huizenprijzen nu gaan zakken?
De autoriteiten staan voor een raadsel. De bewoners komen in opstand; het broze evenwicht mag niet zoek.
Zo begint een geweldige zedenschets van Engeland, die zich in Zuid-Londen afspeelt, de jaren negentig. Het is de vooravond van de bankencrisis.
De lezer maakt kennis met de bewoners van deze -op de economische ladder geklommen- straat : een bonte mengeling van jong en oud, allochtoon en autochtoon. De bankier Roger, die op een kerstbonus wacht van een klein miljoen. Zijn koopzieke vrouw Arabella. Het onweerstaanbare Hongaarse kindermeisje. De Pakistaanse familie en hun uitpuilend volle winkel. De Poolse stoere klusjesmannen. Het piepjonge Afrikaanse voetbal genie Freddy Kamo en zijn vader. De illegale parkeerwachtster. De stokoude weduwe Petunia Howe.
Lanchester maakt elk van hen tot warmbloedige wezens en met groot plezier volg je de bizarre ontwikkelingen.
De verschillende verhaallijnen zijn uitstekend te volgen, de vaart en vaardigheid is van de eerste tot de laatste pagina consistent en de humor ontbreekt evenmin. Fijne pil van de bovenste plank.
Marianne in de laatste Bode
Godsdienst in zijn extreme vorm: Hoe erg kan het kwaad zijn?
Gerard Koolschijn, vertaler van vele oude Grieken laat in zijn roman Geen sterveling weet, de lezer kennis maken met wat fanatisme vermag.
In vijf episoden - elk voorafgegaan door een stukje 'Onderweg' - waarin de schrijver de route volgt die Xenofon ooit begaan moet hebben - ontrafelt hij de loop van zijn leven.
Dominee Pauwe, de stem van God, een radicaal fanaat. Angst en vrees predikend, hel en verdoemenis, wanhoop en waarde-loosheid het doel van het leven. Dit is de jongen zijn vorming.
De vader camoufleert zijn angsten in deze godsdienst en in maatschappelijk succes. Hij is een driftkop, charmeur, vreemd-ganger. Man van statenbijbel en vol ornaat.
De moeder houdt de wereld op afstand met ironie en zelfbeklag, dwepend met Pauwe.
Schaamte, onzekerheid, angst voor het lichamelijke en totale eenzaamheid worden de metgezel van Koolschijn's alter ego.
Twintig jaar huwelijk, een vastklampen. Twee kinderen, op afspraak gemaakt, in ruil voor vrijheid.
Vertalen, sport, heel veel sport en reizen.
Tussendoor: een jaar in Griekenland, klein eiland. Ascese gelijk.
Terug in Nederland wordt een derde kind verwekt; het verstand is soms ver te zoeken.
De doorbraak, wanneer hij rector wordt van een christelijk gymnasium, een vrouw ontmoet met levenslust en plezier in haar pakket.
Zijn leven, verworden tot 'een verzameling van kilometers en tijden' neemt eindelijk een andere wending.
Innerlijke rust wordt zijn deel, hij is dan inmiddels de vijftig gepasseerd.
Koolhaas beschrijft heel dit proces van binnenuit, genadeloos knap en strak gecomponeerd - moderne Griekse tragedie gelijk - niets en niemand ontziend. Prachtig van taal. Absolute aanrader.
Nog een debuutroman. Aangeraakt van Alexi Zentner. Verhaal van schone eenvoud.
Een geestelijke keert met zijn gezin terug naar zijn geboortedorp; zijn moeder is stervende.
Sawgamet, zeer afgelegen (Canada), maanden van het jaar afgesloten door winters van ijs en sneeuw. Dorp, ooit gesticht door zijn grootvader.
Bomen kapte hij, vlotten bouwde hij van de stammen, vervoerde ze over het water naar enige dorpen verderop.
Een dorp waar in de stille pracht van de winter levenden en doden elkaar kwijtraken en vinden, mythe en waarheid dooreen lopen.
In deze sfeer is het lezen over deze afgezonderde gemeenschap van een verademende rust.
Mooi geschreven, ontroerend en van bijzonder aangename verstilling.
Marianne in de laatste Bode
Na het ijzersterk debuut Legende van een zelfmoord van David Vann, is er nu zijn minstens zo indrukwekkende tweede roman Caribou Island, dat handelt over de verwoestende afgang van een huwelijk.
Het pensioen van de echtgenote is daar, en niets staat de oude droom van de mannelijke wederhelft meer in de weg: de bouw van een primitieve blokhut aan een meer op Caribou Island, onder barre weersom-standigheden in woeste natuur.
De groeiende wanhoop van de vrouw, de knulligheid van de man alsmede de bezetenheid in het najagen van zijn project: het wordt een gevecht met alle elementen (kort samengevat) die voert naar een beklemmende finale waar de lezer bij de strot gegrepen wordt. Dochter met een dweil van een verloofde, de zoon; zij zorgen voor afwisseling in de zwaartekracht.
Superieure schrijver, jubelt de omslag. Geen woord te veel gezegd.
In het verlengde is daar Een speciaal soort voorzienigheid, van Richard Yates. Hij schreef eerder Revolutionary Road, een ontroerend verhaal over mensen die al even
wanhopig pogen naar een sprank van geluk. Deze parel is een anti-oorlogsboek, geschreven in de jaren zestig van de protestliederen.
Over Robert Prentice gaat het, over zijn jongensdromen van roem en glorie die in rook opgaan omdat hij als soldaat niet al te veel waard is. Longontsteking die hem in het hospitaal doet belanden. De moeite van acceptatie door zijn eenheid.
De desillusie van zijn drinkende moeder die droomt van doorbreken als kunstenaar terwijl ze niet verder komt dan een beeld tentoongesteld bij wat wij het Tuincentrum noemen. Maar oh,oh - zo liefdevol en schitterend geschreven: 'Ziet hier de mens in al haar oprecht pogen.'
Aan zalmen doen zij mij denken; zwemmen tegen de stroom in, om toch maar kuit te kunnen schieten.
Marianne in de laatste Bode
Dankzij vriend Ton uit Frankrijk maakte ik een jaar geleden kennis met het werk van Henry Bauchau. (Mechelen, 1913 - dichter, dramaturg-roman-schrijver en psychoanalyticus). Vijf en negentig is de schrijver wanneer zijn boek Maalstroom in het Nederlands wordt vertaald. Een titel die de lading meer dan dekt en waar hij in 2008 de Prix du Livre Inter voor kreeg: verstilde ademing, een roman over de liefde voor het leven, over de dood heen reikend.
En nu is er Het blauwe kind.
Het verslag/verhaal van een psycho-analytica, Veronique, die in een Parijs dagcentrum jarenlang een jongen onder haar hoede neemt met ernstige psychi-sche problemen. Orion is zijn naam, het woord 'ik' is hem vreemd.
De confrontatie wordt aangegaan met wanen, geweldsuitbarstingen, twijfel aan eigen kunnen, juiste behandeling.
Verwarring gaat samen met een koppig strijden tegen het onuitsprekelijke mysterie van het lijden. Ze ontdekt de krachtige verbeelding van de jongen, stimuleert hem om te tekenen en te beeldhouwen.
In de jaren die volgen leert hij in zijn kunst uitdrukking te geven aan wat hem in zijn greep houdt, en leert hij ook op eigen benen te staan: vaak wankelend en vallend, zoals iedereen.
Bauchau is, wat mij betreft, een geest-verwant van de schrijver Marai: beiden meesters in het ontleden van de menselijke ziel. Naast ontreddering en wanen richt Bauchau echter zijn pijlers op de hoop en geloof in de mogelijkheden van -in dit geval- een psychiatrische patient .
De roman is van een onverwoestbare kracht, vrij van cynisme en van een in tranen springende schoonheid.
Siegfried Lenz Duitse les
Een klassieker uit de Duitse literatuur herdrukt. Ik beken, ik heb verhalen nodig om de wereld te begrijpen, zijn de woorden van S. Lenz en hij voegt met deze vuistdikke roman de daad bij heet woord.
Jaren vijftig. Omgeving Hamburg. Een heropvoedingsgesticht. De 21-jarige Siggi Jepsen krijgt geen letter op papier tijdens de Duitse les wanneer hij een opstel moet schrijven over 'de vreugden der plicht.' Het te veel aan verhaal verlamt hem bij het vinden van een begin. Eenmaal opgesloten op zijn kamer komt zijn pen los: Rugbuell, Bleekenwarf, gehucht van zijn kinderjaren, Behoedzaam volkje in bitter landschap van het Deense grensgebied.
Zijn vader, de posthuis-commandant die in de oorlog toezicht moet houden op het schilderverbod dat zijn jeugdvriend Max Ludwig Nansen
opgelegd heeft gekregen. Een bitter conflict ontstaat tussen de flamboyante schilder en de rigide plichtsgetrouwheid van de vader, Jens Ole Jepsen. De jongen wordt heen en weer geslingerd, meegesleept in dit conflict, kiest meer en meer partij voor de schilder.
Wat vriendschap, autoriteit, het belang van kunst al niet vermag, alsmede de spagaat tussen plicht en het individuele geweten.
Vele potten inkt, lege schriften en zelfverkozen eenzame opsluiting; het opstel wordt een meesterwerk.
Victor Segalen brieven uit China.
Een juweel van brievenboek/reis-verslag. En het kijkgenot niet minder.
De schrijver onderneemt met zijn gefortuneerde vriend in 1909 een avontuurlijke reis per boot,
paard, te voet en ezel dwars door China. Zijn vrouw en 3-jarig zoontje zijn gedurende deze periode
achtergebleven in Frankrijk. Vele, lange brieven schrijft hij haar met al wat hij ziet, beleeft, koopt,
ruikt, geniet en mist. Terug naar niet langer bestaande tijden. Meereizen met Segalen en zijn vriend.
Schitterende foto's en kaarten die de route compleet maken. Paarden en ezels zijn hem liever dan
de bevolking. Wanneer vrouw en kind een jaar later in Shanghai arriveren, heeft hij en passant ook
nog even Japan aangedaan. Jammer, jammer, geen brieven meer.
Hans Keilson In de ban van de tegenstander.
Analyse van de symbiose tussen vervolger en vervolgde. Van grote inzichtelijke wijs-heid.
Tot nadenken stemmend.
Evenzo zijn Komedie in mineur.
Een onderduiker sterft in het huis van zijn gastpaar: 'Hoe ontdoet men zich van zijn lichaam, zonder
zichzelf en het verzet in gevaar te brengen?' Diepe lading onder ogenschijnlijke eenvoud in taal.
Menno Wigman Het Gesticht.
Over de dunne grens tussen gekte en genialiteit en meer. Uitermate boeiend en rijk verslag
met een schat aan kleine stukjes en persoonlijke notities: "Alleen ben ik en zoek alleen te wezen. (Cr. de Pisan)
David Vann Legende van een zelfmoord.
Een debuut die gelijk een over-weldigende dreun binnenkomt. Geschreven mengvorm van
autobiografisch verslag en literaire verbeelding.
De schrijver keert na dertig jaar terug naar het Alaska van zijn kinderjaren, waar zijn vader in 1980
zelfmoord pleegde door zichzelf met een pistool een kogel door het hoofd te schieten.
De jongen is dan dertien jaar. In zes overlappende hoofdstukken - met verschillende bronnen en
invalshoeken- wordt een vader tot Leven gewekt die gedoemd is
te mislukken. Een man die droomt van het ruige leven terwijl hij tandarts is, van de ene mislukking
in de andere tuimelt, aan wanhoop ten prooi.
Magistraal is - novelle gelijk- het verslag van de dan 13-jarige jongen wanneer hij met zijn vader
een jaar doorbrengt in de wildernis van Alaska.
Stapsgewijs de teloorgang tegemoet.
Rauw. Liefdevol. Angstaanjagend schitterend. Verwarring achterlatend.
En verbijstering over de kracht van deze 'mokerslagende' taal.
Wat een schrijver.
Marianne in de laatste Bode
Twee boeken, twee verschillende continenten, culturen.
Tweemaal een geschiedenis van een gemankeerde familie, de zeden & mores van een tijdsbeeld.
Het eerste boek betreft Vrijheid van Jonathan Franzen.
Vuistdikke, epische geschiedenis van een Amerikaanse familie - levend in het
nieuwe millennium- waar van alles aan rammelt.
Onmogelijke ambities, frustraties, gebrek aan moraal en compassie, hoop en wanhoop.
In verslavend proza voert Franzen je vanaf pagina 1 mee van opkomst naar vernederende
afgang, schandaal, 'bevrijding. Zeer knap hoe de schrijver politiek, technologische ontwikkelingen,
zoeken naar evenwicht, kortom heel het tijdsgewricht van Amerika op meester-lijke wijze door het
boek heen vlecht. Voeg daarbij: inzicht, scherpte, empathie en gave ironie voor de schepping
van zijn karakters. Prachtboek. En mocht U zijn vorige werk nog niet gelezen hebben:
schaf dan meteen De correcties aan.
Het tweede boek
heet Breng alles terug naar huis van de schrijver Nicola Lagioia.
Zuid-Italie, 1984, Apulie, Bari, de tijd en plek van gebeurtenis.
De hoofdfiguur, de verteller, reist na twintig jaar terug naar deze plaats om inzicht en grip te krijgen
over wat daar indertijd plaats vond. De eliteschool, waar hij vriendschap sloot met Vincenzo en
Giuseppe, als puber. Waar zij zich gezamenlijk afzetten tegen de generatie van hun ouders met
hun obsessieve drang naar rijkdom in een eigen hedonisme die minstens zo obsessief blijkt te zijn.
De verschillende ouders raken daardoor dik in de problemen met justitie (bouwschandalen, omkoping e.d.),
de drie vrienden hebben zo hun eigen wijze van neerwaartse gang. Dit in summiere schets.
Evenals Franzen geeft ook N. Lagioia een scherp beeld over de tachtiger jaren in Italie in romanvorm.
Met een hand van schrijven, die er wezen mag. Tijdsgewrichten, die kraken in hun voegen.
Nog dichter bij huis, ergens in de Pijp in Amsterdam heb ik twee voorlees avonden mogen meemaken.
Ook daar is Tijd het onderwerp van verhaal. Aan een tafel in een schoon koffie-huis gezeten lezen 8, 9 mensen
voor uit wat hen aanspreekt, waar zij graag van willen laten horen.
Volkomen pretentieloos passeren even zo vele schrijvers en dichters. Kopje koffie, koek, glas wijn.
De ontdekking van hoe heerlijk het is: voorlezen en voorgelezen worden.
Twee uren los van tijd en waan van de dag. De lamp boven de tafel, de stem,
het hoorspel. J..C. Bloem, Milosz, van Hattum, de avonturen van Pad en zijn vriendje,
Vroman, er passeert een gevarieerd en rijk verrassingspakket.
Volkomen haaks staand op de snelheid van dit tijdsgewricht maar o, wat wordt een mens daar rustig van.
Marianne in de laatste Bode
Auto/biografieen: ik ben er dol op. Geschiedenis, sociale structuren, zedelijke mores, politiek, cultureel klimaat, roddel- en achterklap:
Al is vertegenwoordigd, wanneer het een beetje meezit. Voyeur met rode oortjes, puur leesgenot.
Zo verging het mij bij het lezen van de twee delen Reve. (Hulde, hulde aan Nop Maas). Een egocen-trisch, getourmenteerd schrijver. Een verschrikking, maar desondanks mededogen bij de lezer opwekkend omdat de angsten en kwellingen zijn wezen zijn. Ongeveinsd.
En ja, er blijft genoeg te schateren over dankzij de rijkdom aan brieven, bronnen, archiefmateriaal.
Deel twee bevat enige gortdroge pagina's. Mijn advies: sla ze genoeglijk over. Er blijft royale hoeveelheid over.
Vervolgens las ik Brieven aan Olga. (Jan Wolkers). Bruisend van energie en testosteron, in de jaren vijftig vanuit Parijs geschreven aan zijn geliefde A. Nauta. Mooi uitgegeven, alleen al voor de heb. Foto's, tekeningen, en aquarellen vormen een fraai bestanddeel. Brieven, waar de begeerte vanaf spat. Verzengend. Zij wordt zijn tweede vrouw.
In het voorjaar van 1960 gaat het mis.
Jan, oersterk (beeldhouwer), wordt jaloers wanneer zijn vrouw tijdens een etentje flirt met een zakenpartner van haar ouders. Ze krijgt een oplawaai waarvoor zij naar de oogarts moet om te kijken of de oogkas niet is gebroken. Het einde van hun hartstochtelijke relatie is daar.
De laatste klapper betreft een familie-kroniek. Julia Blackborn schreef Wij drieen. Een op de huid geschreven verslag van een dochter die een levend schild vormde tussen haar ouders.
Een vader, dichter en verslaafd aan pillen en alcohol . Een moeder, kunstenares en volslagen egocentrisch en flirt-ziek.
Ga eraan staan om als kind je weg te vinden tussen twee zulke emotioneel gestoorde exhibitionisten die toevallig je ouders zijn.
Slechts twee passages scheerden over de rand, maar verder niets dan respect voor de ingehouden distantie die de schrijfster betracht in haar verslag over haar beide ouders en haar eigen tastende zoektocht daar tussen in. Dankzij de onderkoelde toon ook hier ruimte voor bevrijdende humor.
Om te eindigen met het boek wat ik nu aan het lezen ben. Mitchell: De niet verhoorde gebeden van Jacob de Zoet.
We schrijven het jaar 1799. De VOC. Een brave ambtenaar, temidden van corruptie en andere smerige spelletjes. Onwelkome buitenstaan-der. Die verzeild raakt in Japan en daar verliefd wordt op Orito. Vroedvrouw, buitenstaander vanwege haar kennis. Het verhaal neemt de zwenking naar bijna thriller-achtige omstandigheden. Ik kan niets verklappen, want zit er middenin.
Maar feit is: je wordt meegezogen in heel het verhaal.
Marianne in de laatste Bode
Weer nieuwe schrijvers ontdekt, die je alle hoeken van de kamer laat zien: HILSENRATH met DE NAZI EN DE KAPPER en JONATHAN LITTLE met DE WELWILLENDEN ,waarvan ik zojuist een voorpublicatie van 300 pagina's heb gelezen, maar dat uiteindelijk 1200 pagina’s gaat beslaan en volgende maand uitkomt. Kort door de bocht : twee romans over twee massamoordenaars die vanuit hun perspectief over de oorlog (Duitsland 1940-1945) berichten. De menselijke ziel in al haar gekrochten blootgelegd, om het zo maar eens uit te drukken. Niets, niets is de mens vreemd, zo word je in alle onbehagen wel duidelijk gemaakt.
In het boek van Hilsenrath vindt een transformatie plaats van Max Schulz, de massamoordenaar naar vrome jood in Tel Aviv. De man kiest eieren voor zijn geld, opent er een kapsalon, leert de taal, ontmoet voormalige slachtoffers die hem niet herkennen, kortom: wordt een Duitse jood van de bovenste plank .
Hij lijkt zelfs te vergeten dat hij ooit nazi was.
In het binnenkort te verschijnen boek 'De welwillenden' van Jonathan Litell volgen we de levensloop van de intellectueel Aue, die voortreffelijke dossiers samenstelt, weliswaar last van zijn maag krijgt vanwege al wat hij ziet, ervaart en zelf ook uitvoert, maar desalniettemin Duitsland getrouw blijft. Op pagina 302 van het leesfragment nadert de winter rond Stalingrad en Aue huivert in zijn pelsjas...
Twee vreselijk goed geschreven boeken, waarin beide schrijvers ook nog eens met groot inlevingsgevoel duidelijk
maken dat het geen pretje is om zo massaal te moeten moorden.
Vervolgens noem ik graag Bright Lights, een nieuwe uitgeverij, onlangs opgericht door het gratis dagblad De Pers.
Een aantal, in Nederland beperkt verkrijgbare of nog niet uitgegeven titels uit de wereldliteratuur worden aan een breder publiek gepresenteerd. Het zijn sjiek (duurzaam papier en ingenaaid) uitgevoerde paperbacks voor rond de twaalf euro. Tot nu toe uitgegeven: Hrabal, Isaak B. Singer, Knut Hamsun, Lermontov, B. Russell.
Ik las de verhalen van Singer met genoegen en was wederom verrukt van Hrabal's vertellingen rondom de bierbrouwerij. Kleur, licht en leven. Energie, pullen bier, gedrenkt in melancholie; wat een schrijver.
Marianne in de laatste Bode
Het zal zeker een jaar of vijf zes geleden zijn, dat ik stoffend en kloppend in het nieuwe jaar de planken afging van het kleine boekenparadijs op de Schans. Een klus waar je diepe stofgroeven van in je vingers krijgt, ladder op en af moet om die fijne poetsdoek uit te kloppen, en zucht onder de hoeveelheid van zoveel ruggen in gelid, maar ja, maar ja - ook een strelen en aaien van geliefde dichters en schrijvers, en ach, dan is 1 keer in het jaar niet overdreven veel. Hoe het ook zij: op gegeven moment was het gedaan met de Truus-de-mier-doenerij. Ik hield een merkwaardig boek in mijn handen. Ossenbloed-rood. In leer gebonden. In grote goudkleurige letters de titel; Karakterschetsen, zeden en gewoonten van noord-hollandse mannen en vrouwen in het jaar 1816.
Wat mocht dit wel niet wezen? Een blik op de laatste pagina gaf aan; facsimile-editie vervaardigd naar een origineel uit 1816, verschenen in 2000 in een gelimiteerde oplaag van 500 exemplaren. Omnia-Fausta. nr. 251.
De prijs was er ook naar: tweehonderdenvijftig ouderwetse guldens. ‘Zo’, dacht ik, en een gezonde hebzucht werd mijn deel. Vóór dat dit boek ooit voor een fractie van dit bedrag mocht worden verramsjt (je moet er toch niet aan denken), neemt deze dame het mee naar huis voor nadere bestudering. Sindsdien ligt dit boek naast mijn bed, en wat mij betreft blijft het daar tot in lengte van dagen liggen. Het is een dierbare vriend geworden, een makker in barre en boze dagen.
Twee heren reizen per koets, pont, schuit en benen-wagen -gelijk Sjors en Sjimmie die voor het eerst Afrika ontdekken - door Noord-Holland en doen daarvan antropologisch verslag.
De lezer mag meegenieten van de vele gesprekken die beide heren hebben met voorbijgangers en met elkaar. Ik wil niet veel zeggen, maar iedere keer weer begint bij lezing al rap een kriebel van lach naar boven te stijgen en menigmaal lig ik in mijn eentje te schateren van plezier om de observaties die beide heren doen. Zo zijn de heren in Purmerend amper uit de schuit gestapt en in de stad aangekomen of eene menigte menschen liepen met drift uit hunne huizen, of keken door hunne glazen, of lagen over hunne onder-deuren om ons met de grootste nieuws-gierigheid te beschouwen, terwijl een troep baldadige jongens ons volgden al waren wij bewoners van Nova Zembla geweest. Uit vreeze van gebeten te zullen worden door een aantal honden duiken de heren de eerste de beste goede herberg in om zich te laven en van dit lastig gespuis ontslagen te worden. Een schat aan informatie omtrent zeden en gewoon-ten, kerk en politiek, wetenschappen en schone kunsten, passeren in dit kostelijk geschreven boek de revue. Sjors en Sjimmie en Kuifje erbij; zie daar de sfeer van den Engelschen Reiziger G. Johnson en den schrijver van den Ring van Guges in het jaar des Heeren, 1816.
Helaas niet meer te verkrijgen.
Wél te bekomen een 5-tal boeken die flonkeren in genadeloze schoonheid:
Marai. Bekentenissen van een burger.
Evelien Gans. Jaap en Ischa Meijer.
Een joodse geschiedenis 1912-1956.
Tom Holland.Perzisch vuur.
Richard Yates. Paasparade.
Leon van der Heijden. Huis te Vraag als wereld. Leven, wonen en werken, dood en begraven.
Twee boeken van eenzaam hoog gehalte en aangrijpende inhoud:
Bekentenissen van een burger, Sandor Marai
Jaap en Ischa Meijer - een joodse geschiedenis 1912-1956.- Evelien Gans.
Zinvoller kan het niet worden in deze donkere dagen! Lezen, alstublieft!
Marianne in de laatste Bode
Was het niet de Franse denker Pascal die opmerkte dat alle ellende in de wereld voortkomt uit het feit dat een mens niet gewoon in zijn kamer kan blijven zitten? Deze schone gedachte; men kan er een beste fles op ontkurken, een onbespied kamerdansje mee behuppelen, de stilte het geluk van de wereld wensen, de hectiek een flinke trap achter de struiken geven, en datgene doen wat je van plan was.
Vijftienhonderdtweeenvijftig onvergetelij-ke pagina's -oftewel Tolstoj's Oorlog en Vrede- maakten het gebrek aan daglicht in de maand december meer dan goed. Vijfendertig jaar geleden las ik deze magistrale roman voor de eerste keer. In de fraaie hernieuwde uitgave van Van Oorschot en sublieme vertaling van Y. Bloemen en M. Wiebes (hulde, hulde), wint herlezing aan glans. Het panoramisch en gedetailleerd beeld van de Russische samenleving tijdens de oorlog tegen Napoleon, het wel en wee van de vijf aristocratische families (salons, bals, liefdes), de roem en vernietiging. Het grote psychologische inzicht van Tolstoj; Lees en herlees. Zelver kon ik na deze hernieuwde, overweldigende ervaring slechts stamelen: ecce homo, zie de mens!
Met dit al, was het nog geen lente. En gegrepen door Tolstoj's geschiedenis was Orlando Figes Tragedie van een volk, over de Russische Revolutie 1891-1924, het enige logische vervolg. Aangezien het onmogelijk is de inhoud van andermaal duizend pagina's -verrijkt met aangrijpend fotomateriaal- weer te geven, volsta ik bij deze wederom overweldigende geschiedschrijving, met een samenvattend citaat van de achterflap: Een synthese van de Russische sociale en politieke geschiedenis van 1891-1924, op briljante en overtuigende wijze gecombineerd met een oorspronkelijk individueel perpectief, ontleend aan de privéverslagen van verscheidene figuren, wier tragische persoonlijke belevenissen met het algemene verhaal zijn verweven.
Op pagina 503 -het is inmiddels 1917 en heel het Russische rijk lijkt vertrapt in het stof, schrijft Gorki: Politiek is de voedingsbodem voor sociale vijandschap, kwade trouw, schaamteloze leugens, morbide ambities en een gebrek aan respect voor het individu. Noem iets, wat slecht is in de mens, en het is wat op de bodem van de politieke strijd gedijt. Hoe dit verder gaat: lees en overtuig uzelf zou ik zeggen.
De man die op reis ging, Laurent Graff
Kostelijk boekje over -inderdaad- een man die op reis ging. Archivaris van beroep, nog nooit op een paard gezeten. Van die dingen. Doet qua sfeer denken aan De zondagen van Jean Dezert, ook zo'n parel.
Overdonderend, indrukwekkend, bleef met snik in de strot achter
Agaat van Marlene van Niekerk
Het was winter geworden. Een koude noordooster brulde over het landschap,
regen en ziektekiemen met zich meevoerend. 'Dit is geen tijd om in te leven, Joost.
De tijd is niet rijp voor een heer van mijn stand!
Van de natuur genieten!', hernam hij honend tot zichzelf.
'Terwijl de rekenmachines als paddestoelen uit de grond verrijzen! Bah!'
Uit: Bommelcitaten van Marten Toonder
Domio, Ik zou wel een kindje lusten
Prentenboek over kleine krokodil, die ter afwisseling van bananen ook weleens een kind lust.
Simpel verhaal, maar o zo geestig getekend. Kleinzoon op schoot en banaan erbij. Reuze genoegelijk.