Nienke Meter in de laatste Bode
Paolo Giordano
Paolo Giordano is die Italiaanse natuurkundige, die als schrijver furore heeft gemaakt met de ‘Eenzaamheid van de priemgetallen’ (2009). Nu heeft hij zijn derde roman afgescheiden.
Net als in zijn debuut leren wij jonge slimmeriken kennen, die niet weten hoe ze moeten leven. Dit keer een binnenhuisarchitecte en een natuurkundige, die een kind krijgen. Als de baby veel te vroeg dreigt te komen, moeten zij een hulp inhuren. Zij wordt door de verteller, de jonge vader, het hele boek door Signora A. genoemd, bijgenaamd Bernadette. Zij is een oudere dame, die alles buitengewoon goed op een rijtje heeft. Zij draagt met verve haar wijsheid over kinderopvoeding, gezondheid en het leven in het algemeen uit. Dat irriteert de jonge vader, maar hij leunt toch steeds meer op de vitaliteit van deze mevrouw. Zij neemt de opvoeding van zijn zoontje vol enthousiasme ter hand. De huishoudster weet de twee hardwerkende ouders de warmte te geven, die zij zelf niet kunnen opbrengen voor elkaar en voor hun kind. Ook de vrouw geeft de regie over het gezin zozeer uit handen, dat zij de weg kwijt raakt als de Signora in het negende jaar van het zoontje vertrekt en kort daarna overlijdt.
Dat is de weinig dramatische verhaallijn van deze prachtige roman.
Waarom zo mooi? Door de twijfelende verteller, die niet begrijpt wat hem overkomen is, steeds maar moet denken aan de dood van deze levendige vrouw. De verteller kan niet bevatten hoe hij zo vervreemd is geraakt van zijn eigen vrouw. Hij heeft Signora A. op haar sterfbed moeten beloven altijd voor zijn vrouw te blijven zorgen. Het zoontje lijkt de emotionele leiding over te nemen, als hij na de dood van rationeel Signora op zijn buik op haar graf gaat liggen en haar voor het eerst bij haar eigen naam noemt: Anna. De man is tot het inzicht gekomen, dat zijn huwelijk niet een rationeel verband is, maar een emotioneel verbond dat door zijn zoon in stand wordt gehouden.Giordano heeft zijn bescheiden verteller heel dichtbij zichzelf gehouden (zelfde leeftijd, ook natuurkundige), waardoor je gelooft, dat de schrijver samenvalt met de verteller, maar je weet natuurlijk ook, niet in het minst door de afstandelijke ironie van Giordano, dat je hier te maken hebt met een heel subtiel opgebouwd personage. Die subtiliteit is de meerwaarde van deze novelle. De priemgetallen waren veel indrukwekkender, spannender, minder abstract, maar dit is een schitterend kleinood, waar veel jonge ouders een spiegel mee voorgehouden wordt, als ze daarin durven te kijken.
Wijzer dan de personages
Griet op de Beeck ligt in alle boekhandels vooraan op tafel met haar twee boeken. ‘Vele hemels boven de zevende’ en 'Kom hier dat ik U kus’. Op internet zegt menig lezeres tot tranen toe geroerd te zijn door de Vlaamse schrijfster. Damesromannetjes dus? Tja, misschien wel, maar ook wel doorwrochte constructies van een groot styliste met een fenomenaal oor voor hoe mensen tegenwoordig praten. Vlaams praten, dat wel, maar ook Nederlandse lezers kunnen makkelijk invullen wat die personages eigenlijk bedoelen of wat ze niet zeggen, maar misschien wel denken.
Bijvoorbeeld in de volgende dialoog tussen stiefmoeder en haar stiefzoon Alexander bij het sterfbed van zijn vader. Zegt zij:
Ik denk dat ik gewoon met hem mee ga, als het zover is, voor mij hoeft het allemaal niet meer, en dan kunnen jullie ook verder met jullie levens, zonder die last van uw moeder.
Opeens staat Alexander op, hij leunt voorover, met zijn hoofd vlak bij het hare, en dan zegt hij: Nu zou ik echt heel graag hebben dat ge zoiets nooit meer zegt, nooit meer, niet weer.
Hij spreekt gedempt en traag, maar sissend van de witste woede.
Die zinnen zijn niet alleen prachtig door de binnenrijm en de alliteratie, maar ritmisch rollen ze ook lekker door. Ze roepen beelden en geluiden op, de situatie is duidelijk voor te stellen door de theatrale aanwijzingen over hoe de zoon zich gedraagt. Wat niet gezegd wordt, de ondertekst, laat zich gemakkelijk raden.
De schrijfster weet veel van theater, aangezien ze jaren als dramaturg heeft gewerkt. Niet zo lang geleden is ze proza gaan schrijven. In het begin van ‘Vele hemels boven de zevende’ staat een alinea over het effect van tekst en mimiek op toeschouwers:
Een oude man met wakkere ogen, die op tv vertelde over zijn leven en zijn kunst. En over zijn assistente. Hij was dol op haar, zei hij. Alles aan hem lachte. ‘Misschien zelfs meer dan dol.’ Maar andere woorden durfde hij niet te gebruiken, zei hij. Hij vermeldde niet waarom. Ik vroeg me af of woorden niet gebruiken het gevoel ook mee bepaalt.
Op het toneel werkt dat ook zo, dat je als toeschouwer juist datgene wat niet gezegd wordt meebeleeft. De ex-dramaturge heeft in haar romans precies genoeg woorden gebruikt, dat je als lezer kan invullen wat niet gezegd wordt. Je vermoedt van allerlei, je denkt van allerlei te begrijpen wat er niet letterlijk staat. Je bent dus wijzer dan de personages. In een wereld, waarin zoveel mensen zoveel zeggen waarvan je geen enkele notie hebt van wat ze bedoelen, is het heerlijk om nu eens een roman te lezen, waar je boven de personages en hun gemier staat als lezer. Terwijl idiote gekken journalisten en agenten afknallen in de boze buitenwereld, is het lekker om op je eigen bank in Op de Beeck’s Vlaamse binnenhuisjes mee te leven met haar modderende mensjes.
'Mensen in de Zon' is het romandebuut van Marijke Schermer.
Ze heeft al vele toneelstukken geschreven, maar haar theatergezelschap is wegbezuinigd. Misschien daarom nu een roman? Ze is duidelijk toneelschrijfster van huis uit. De tijdsspanne, waarin de plot zich ontwikkelt, is beperkt tot een week. Dat is des toneels. Ook de personages zijn alleen schetsmatig aangegeven, zodat de lezer veel kan invullen wat op het toneel door de acteurs zou zijn gebeurd.
De handeling voltrekt zich 20 jaar nadat een groepje beloftevolle kunstenaars een dodelijk auto-ongeluk heeft veroorzaakt. Hun oudere inspirator, wiens vriend daarbij is omgekomen, inviteert hen allemaal om een week later bij hem in Frankrijk de fatale botsing te reconstrueren. Die bijeenkomst vindt in de roman niet plaats, maar zou natuurlijk spannend drama opgeleverd hebben over wie welke schuld aan de dood van het vriendje al die jaren met zich meegedragen heeft. Er zit nog meer in. De gedachte aan de confrontatie met de vrienden van vroeger werpt iedereen weer terug op de vraag of ze wel het onderste uit de kan gehaald hebben. De een wilde concertpianist worden, de anderen schilder, schrijver of wiskundige. Alleen de beeldend kunstenares werkt nog steeds door in de kunsten. Later blijkt, dat zij dat vooral door de steun van de mecenas in Frankrijk heeft kunnen doen. De wiskundige is op eigen kracht succesvol geworden, werkt aan de universiteit, maar is flink ongelukkig. De heren hebben hun kunsten opgegeven, lijden een treurig bestaan als politicus, als scribent van zelfhulpboeken of als reclameman. Kunstenaars maken kennelijk hun belofte niet waar, omdat geld de voornaamste drijfveer is geworden in onze cultuur, niet kunst.
Deze zonnekinderen kunnen hun mislukking niet onder ogen zien. Daarom raken zij verlamd door de gedachte aan een confrontatie met hun vrienden van weleer. De wiskundige gaat in bed liggen, de politicus brengt de nacht door op straat, de reclameman gaat zitten tekenen en de schrijver drinkt zich bijna dood. Wat ze er in die twintig jaar van gemaakt hebben is een flauw aftreksel van hun verwachte kunstenaarsroem. Het is niet alleen botte pech, dat ze mislukt zijn, bijvoorbeeld doordat de hand van de pianist verbrijzeld is bij het ongeluk, maar de economisering van de kunsten, die hen parten speelt. Dat beseffen deze personages niet. Zij dolen een week lang verdwaasd rond en ik mag tussen de regels door lezen wat er werkelijk aan de hand is. Marijke Schermer is een meesteres in geestige dialogen. Natuurlijk, zij is toneelschrijfster. En nu heeft ze een prachtroman geschreven, die alle aandacht verdient. Ik zet Marijke Schermer met liefde in het zonnetje.
Mijn top 5
Mijn criterium voor dit lijstje is eenvoudig: Wil ik deze boeken nog eens lezen?
Alle 1600 dundrukpagina’s van Oorlog en Vrede van Tolstoi hoop ik nog eens te herlezen nu ik eenmaal gewonnen ben voor dit meesterwerk aller meesterwerken.
50 tinten grijs van E.L. James is een collectief geadapteerd meisjesboek, dat door literatuurkenners verguisd wordt. Wil de hoofdpersoon meegaan in de SM-séances van haar eerste geliefde of moet ze vertrekken? Superlekker.
Door Kalme Chaos van Veronesi werd ik meegenomen in de rouw van de hoofdpersoon om de verdrinkingsdood van zijn vrouw. Fris en toch ontroerend.
Asja van Ignatieff gaat over een vrouw temidden van Russische emigranten in Parijs in de vorige eeuw. Gewoon een ouderwets goed boek.
In Alsof het voorbij is van Barnes denkt een zestiger nooit iets meegemaakt te hebben, totdat hem duidelijk wordt wat er allemaal langs hem heen gegaan is. Geraffineerd opgebouwd door een gelouwerd schrijver. Ik val daar toch ook voor, net als iedereen.
De hete zomer van 1976
Maggie O’Farrel is een meesteres in het beschrijven van de verhoudingen tussen aardige mensen, die gevangen zitten in verschrikkelijke gezinnen. Dat kunnen ze allemaal erg goed, die Ierse schrijfsters, van Edna O’Brien tot Maeve Binchy. Zij kunnen alleen niet tippen aan de roem van hun manlijke landgenoten, zoals bijvoorbeeld James Joyce en Samuel Beckett. Toch hou ik oneindig veel meer van het werk van Maggie en de haren dan dat van Samuel of James..
Want wanneer ben je een groot schrijver van goede literatuur? Daar heb ik het een en ander over opgetekend. Auden vindt, dat een boek goed is, als ‘je het kunt herlezen en er dan weer iets anders in kunt ontdekken’. Dat zal zeker waar zijn, maar dat lukt me nu nog niet. Herlezen is iets voor later. Gerrit Komrij waardeert vooral het geluid, dat je ‘herkent als het geluid van pijnlijk streven naar waarheid’. Dat is iets voor dichters onderling, lijkt me. Als eenvoudige lezeres identificeer ik me niet zozeer met de schrijver, dat ik dat streven naar waarheid kan navoelen. Nee, ‘alles moet kloppen binnen het boek en toch moet er ook wat te raden overblijven’ (Frans Woolthuis). Dat lijkt me wel juist, maar daarmee heb je ook veel romans gekenschetst, die niet zo prachtig zijn, 50 tinten grijs, bijvoorbeeld. Een bestseller, klopt helemaal en er is een raadsel: waarom blijft dat leuke meisje bij die SMgriezel? Toch niet hele grote literatuur, want het verkoopt te goed.
De Ierse dames hebben ook aardig wat commercieel succes, dus literair krijgen ze weinig bijval. Maggie O’Farrel heeft net weer een nieuwe, die ik zeer kan aanraden: Instructions for a heat wave.De plot klopt als een bus.
Het is de hete zomer van 1976. Er is een gepensioneerd echtpaar met een bazige vrouw wiens man opeens zonder boe of bah verdwijnt.. De kinderen komen aangesneld om vader weer bij moeder thuis te bezorgen. Zij zijn van elkaar vervreemd,want hun jeugd is niet erg leuk geweest. De ene dochter Maggie O’Farrel is een meesteres in het beschrijven van de verhoudingen tussen aardige mensen, die gevangen zitten in verschrikkelijke gezinnen. Dat kunnen ze allemaal erg goed, die Ierse schrijfsters, van Edna O’Brien tot Maeve Binchy. Zij kunnen alleen niet tippen aan de roem van hun manlijke landgenoten, zoals bijvoorbeeld James Joyce en Samuel Beckett. Toch hou ik oneindig veel meer van het werk van Maggie en de haren dan dat van Samuel of James..
Want wanneer ben je een groot schrijver van goede literatuur? Daar heb ik het een en ander over opgetekend. Auden vindt, dat een boek goed is, als ‘je het kunt herlezen en er dan weer iets anders in kunt ontdekken’. Dat zal zeker waar zijn, maar dat lukt me nu nog niet. Herlezen is iets voor later. Gerrit Komrij waardeert vooral het geluid, dat je ‘herkent als het geluid van pijnlijk streven naar waarheid’. Dat is iets voor dichters onderling, lijkt me. Als eenvoudige lezeres identificeer ik me niet zozeer met de schrijver, dat ik dat streven naar waarheid kan navoelen. Nee, ‘alles moet kloppen binnen het boek en toch moet er ook wat te raden overblijven’ (Frans Woolthuis). Dat lijkt me wel juist, maar daarmee heb je ook veel romans gekenschetst, die niet zo prachtig zijn, 50 tinten grijs, bijvoorbeeld. Een bestseller, klopt helemaal en er is een raadsel: waarom blijft dat leuke meisje bij die SMgriezel? Toch niet hele grote literatuur, want het verkoopt te goed.
De Ierse dames hebben ook aardig wat commercieel succes, dus literair krijgen ze weinig bijval. Maggie O’Farrel heeft net weer een nieuwe, die ik zeer kan aanraden: Instructions for a heat wave.De plot klopt als een bus.
Het is de hete zomer van 1976. Er is een gepensioneerd echtpaar met een bazige vrouw wiens man opeens zonder boe of bah verdwijnt.. De kinderen komen aangesneld om vader weer bij moeder thuis te bezorgen. Zij zijn van elkaar vervreemd,want hun jeugd is niet erg leuk geweest. De ene dochter
Dagboek van een vrouw in Berlijn
Toen er een paar jaar geleden ophef over dit dagboek van een vrouw in Berlijn aan het einde van de oorlog werd gemaakt, wilde ik het helemaal niet lezen. In de oorlogsverhalen in mijn hoofd hebben Duitsers nou eenmaal geen interessante rol, dus wil ik ook niet lezen over zielige Duitse vrouwen. Dat Russische soldaten gruwelijk tekeer zijn gegaan op hun zegetocht door Duitsland, wil ik best geloven, maar ik wil er niet over lezen. Verkrachting wil ik me eigenlijk niet voorstellen, zo griezelig. Dagboeken zijn in mijn optiek vaak slecht geschreven aantekeningetjes, die doortrokken zijn van zelfmedelijden.
Dit verslag van de manier waarop deze vrouw overleeft is echter niet meer weg te leggen zo prachtig. Ik werd meteen gegrepen door de ragfijne observaties, de koele toon en de bescheiden opstelling van deze sympathieke, anonieme schrijfster. Zeker omdat ik me tegelijkertijd door de bombastische tegeltjeswijsheden van 'Dit zijn de namen' van Tommy Wieringa aan het worstelen was, heb ik genoten van het tegendeel in 'Een vrouw in Berlijn'.
In April 1945 was het de inwoners van Berlijn wel duidelijk, dat ze twee wereld-oorlogen verloren hadden, hoewel er geen betrouwbare informatie te krijgen was zo zonder kranten of radio. Alleen geruchten over Adolf en ander Nazi-kopstukken deden de ronde onder de overgebleven vrouwen en kinderen. Winkels waren dicht; er was geen voedsel meer, geen water, geen electriciteit. De stad was bijna verwoest door de geallieerde bombardementen, de Russische troepen namen bezit van de rokende puinhopen.
Dit dagboek is geschreven door een 30-jarige vrouw, die veel gereisd heeft en haar talen spreekt, waaronder een beetje Russisch. Ze woont in een appartement van een kennis, omdat haar eigen huis verwoest is. Ze beschrijft per dag hoe ze heeft weten te overleven, terwijl om haar heen soldaten en buren bij bosjes dood zijn gevallen. Duitse mannen en jongens zijn allemaal naar het front gestuurd, alleen zieke mannen zijn achtergebleven in Berlijn.
Opvallend is dat de schrijfster zichzelf geen zelfbeklag gunt. Vrouwen hadden kennelijk in haar ogen alle denkbare vernederingen te ondergaan, omdat er voedsel moest komen in een stad zonder water en electriciteit. Eerst waren ze murw gemaakt door de niet aflatende bombardementen, waarbij ze hele nachten op een stoel in de schuilkelders zaten te wachten in het donker en de kou. Na de bommentapijten van de Amerikanen en Engelsen kwamen de Russen in levenden lijve. Zij brachten voedsel mee, dat ze uitdeelden aan dames die hun ter wille waren onder forse dwang. Natuurlijk hadden de vrouwen gevoelens van schaamte en van vernedering, maar de drang om te overleven was sterker. Ze hadden die gevoelens wel, maar geen vrouw durfde de ellende daadwerkelijk te bespreken. In plaats daarvan vroegen ze slechts aan elkaar: “Hoe vaak?” En dan was er genoeg over gezegd.
In het boek wordt ook vrijwel gezwegen over de politieke standpunten van zowel de schrijfster als van de mensen in haar omgeving. Ze beschrijft koel hoe lijken in tuintjes en plantsoenen werden begraven in ondiepe gaten, hoe jonge meisjes verstopt werden voor Russische verkrachters, hoe mensen speculeerden wat er zou gaan gebeuren met Berlijn, hoe de openbare orde opgelapt werd en hoe mensen weer nieuwe plannen gingen maken. Zelf koos zij na haar eerste gewelddadige avonturen in donkere gangetjes met Russische soldaten alleen hooggepaatste Russen uit om zich door te laten verkrachten in haar eigen bed. Daarmee werd ze gevrijwaard van onverwachte aanvallen door loslopende mannen, want zij behoorde tot de vaste entourage van een eerste luitenant en later zelfs van een majoor. Er was na de honger van de laatste maanden ineens een overvloed aan drank, brood, boter, bonen en spek. Overdag kon ze rustig schrijven, want de onderknuppels van haar vrijer hadden goede sloten op haar deuren gemaakt.
Bij gebrek aan water kon het huis nauwelijks worden schoongemaakt. In de leegstaande appartementen om haar heen hoopte zich de poep en kots op tussen de scherven van de drankflessen.
Het dagboek moet dienen om haar vriend uit te leggen wat haar overkomen is, wanneer hij terugkeert van het front. Veel is hem reeds bekend en dus ontbreken biografische details en diepe overpeinzingen. Als hij uiteindelijk terugkomt, zijn ze eerst een tijdlang sprakeloos. Ze kijken elkaar zwijgend aan. Ze kunnen het niet geloven, dat ze elkaar hebben teruggevonden. De vriend krijgt later een paar velletjes van het dagboek te lezen en vraagt dan: "Wat bedoel je met 'vrkng'?" "Verkrachting natuurlijk", zegt zij. Hij wordt een beetje stil, blijft vriendelijk, maar het komt niet meer goed tussen hen. Hij wil haar liever niet meer aanraken. Hij vertrekt weer. Dat zal dan ook wel de aanleiding zijn geweest om het dagboek anoniem uit laten geven. Ze zou het anders haar hele leven nagedragen hebben gekregen.